Kerkliedwiki bundels.png
Kerkliedwiki wijst je de weg naar meer dan 10.000 liederen!

Tips nodig? Zo kun je een lied zoeken. Hier vind je een overzicht van alle liedbundels.
Wil je ons werk steunen? Hier vind je meer over doneren of koop onze unieke Ubi-cari-tas.

Meer weten of vragen over Kerkliedwiki? info@kerkmuzieknetwerk.nl
Kerkliedwiki bundels.png Kerkliedwiki wijst je de weg naar meer dan 10.000 liederen! Tips nodig? Zo kun je een lied zoeken. Hier vind je een overzicht van alle liedbundels.

Op Liturgiewerkplaats.nl bieden we je inspiratie en concrete tips rond kerkmuziek en vieren Abonneer je op de nieuwsbrief.

Wil je ons werk steunen? Hier vind je meer over doneren of koop onze unieke Ubi-cari-tas. Meer weten of vragen over Kerkliedwiki? info@kerkmuzieknetwerk.nl

'k Zal eeuwig zingen van Gods goedertierenheên

Uit Kerkliedwiki
(Doorverwezen vanaf 'k Zal eeuwig zingen)
Ga naar: navigatie, zoeken
Dit lied is te vinden in de volgende veelgebruikte liedbundel(s):
Op Toonhoogte 2015 37 Zangbundel Joh. de Heer 348
Mogelijk staat het ook in andere liedbundels. Kijk hiervoor in de infobox rechts, onder het kopje 'Liedbundels'.
'k Zal eeuwig zingen van Gods goedertierenheên
Psalm 89
Schrijver Etan (volgens opschrift)
Latijnse titel Misericordias Domini
Vulgaat Psalm 88
Berijming Psalmberijming van 1773
Tekst
Metrisch 12-12-13-13-13-13
Muziek
Solmisatie 1-6-5-1-2-3-3-5-4-3-2-1
Liedbundels
Op Toonhoogte 2015 37
Zangbundel Joh. de Heer 348
Op Toonhoogte 22
Psalmberijming van 1773 89

'k Zal eeuwig zingen van Gods goedertierenheên is de beginregel van Psalm 89 in de Psalmberijming van 1773. De Zangbundel Joh. de Heer heeft daarvan de strofen 1, 7, en 8.

Opname beluisteren

Tekst

1 ’k Zal eeuwig zingen van Gods goedertierenheên;
Uw waarheid t’ allen tijd’ vermelden door mijn reên;
Ik weet, hoe ’t vast gebouw van uwe gunstbewijzen,
Naar uw gemaakt bestek, in eeuwigheid zal rijzen:
Zoo min de hemel ooit uit zijnen stand zal wijken,
Zoo min zal uwe trouw ooit wanklen, of bezwijken.

2 Ik heb, dit was uw taal, een vast verbond gemaakt
Met mijnen gunsteling, dien steeds mijn oog bewaakt:
Ik heb aan mijnen knecht, aan mijnen uitverkooren’,
Aan David, in mijn gunst, met eenen eed gezwooren:
„Ik zal van kind tot kind, tot aan het eind der dagen
„Uw zaad bevestigen, en uwen rijkstroon schraagen.”

3 De hemel looft, o Heer! uw wondren, dag en nacht;
Uw waarheid wordt op aard de glorie toegebracht,
Daar uw geheiligd volk van uwe trouw mag zingen:
Want wie is U gelijk bij al de hemelingen?
En, welke vorsten ooit het aardrijk moog’ bevatten,
Wie hunner is, o Heer! met U gelijk te schatten?

I. Pauze

4 God is op ’t hoogst geducht in zijner heilgen raad,
Een vreeslijk boven ’t heir, dat om zijn’ rijkstroon staat.
Wie is als Gij, o Heer! o God der legerschaaren?
Wie is aan U gelijk? wie kan U evenaaren?
Grootmagtig zijt G’, o Heer! ja eindloos in vermogen;
Uw onverbreekbre trouw omringt U voor elks oogen.

5 Gij temt de woeste zee, zij luistert naar uw’ wil;
Hoe hoog zij zich verheff’, Gij wenkt, en zij is stil.
Gansch Rahab is door U verbrijzeld, gansch verslagen;
Uw vijand is verstrooid, uw arm heeft roem gedraagen;
En aard, en hemel, en wat leeft, of ooit zal leeven,
Zijn d’ uwe; ’t gansch heelal hebt Gij ’t bestaan gegeeven.

6 Gij schiept het barre noord’ en ’t zoele zuiden faam.
Ginds juicht een Thabor, hier een Hermon in uw’ naam;
Gij hebt een’ arm met magt, uw hand heeft groot vermogen,
Uw rechtehand is hoog; uw troon blijft, onbewoogen,
Van recht en van gericht zijn’ vasten steun ontleenen:
En waarheid en genaê gaan voor uw aanschijnen henen.

7 Hoe zalig is het volk, dat naar uw klanken hoort!
Zij wandlen, Heer, in ’t licht van ’t godlijk aanschijn voort;
Zij zullen in uw’ naam zich al den dag verblijden;
Uw goedheid straalt hun toe; uw magt schraagt hen in ’t lijden;
Uw onbezweeken trouw zal nooit hunn’ val gedoogen,
Maar uw gerechtigheid hen naar uw woord verhoogen.

8 Gij toch, Gij zijt hun roem, de kracht van hunne kracht;
Uw vrije gunst alleen wordt d’ eere toegebragt;
Wij steeken ’t hoofd omhoog, en zullen d’ eerkroon draagen
Door U, door U alleen, om ’t eeuwig welbehagen;
Want God is ons ten schild in ’t strijdperk van dit leven,
En onze Koning is van Isrels God gegeeven.

II. Pauze

9 Gij hebt weleer van hem, dien Gij geheiligd hadt,
Gezegd in een gezicht, dat zooveel troost bevat:
„Ik heb bij eenen held voor Isrel hulp beschooren,
„Hem uit het volk verhoogd; hem had ik uitverkooren.
„’k Heb David mijnen knecht, mijn’ gunsteling, gevonden,
„En hem, met heilge zalf, aan mij en ’t rijk verbonden.

10 „Mijn hand zal, hoe ’t ook ga, hem sterken dag en nacht;
„Mijn arm zal hem in nood voorzien van moed en kracht;
„De vijand zal hem nooit door wreevle handelingen,
„Door list, of helsch bedrog, in uiterst’ engen dringen;
„Den booswicht zal ’t geweld nooit tegen hem gelukken,
„Noch in- noch uitlandsch vorst zijn’ zetel onderdrukken.

11 „Ik zal in tegendeel, al wie hem wederstaat,
„Verplettren voor zijn oog, en plaagen, die hem haat;
„Mijn trouw zal met hem zijn, mijn goedheid hem geleiden;
„Zijn magt zal in mijn’ naam zich over d’ aard verspreiden;
„Zijn hand de groote zee, zijn scepter de rivieren,
„Door mijn geducht bestel, met roem en eer bestieren.

12 „Gij, zal hij zeggen, zijt mijn Vader en mijn God,
„De rotssteen van mijn heil: ’k zal hem ook stellen tot
„Een’ eerstgebooren’ zoon, door al zijn broeders t’ eeren;
„Als koning zal hij zelf de koningen regeeren,
„Mijn goedertierenheid zijn’ rijkstroon eeuwig stijven,
„En mijn gemaakt verbond met hem bestendig blijven.

III. Pauze

13 „Ik zal de heerschappij doen duuren bij zijn zaad,
„Zoo lang de hemel zelf op vaste pijlers staat.
„Maar zoo zijn kindren ooit mijn zuivre wet verlaaten;
„Zoo ’t richtsnoer van mijn recht ter reegling niet kan baaten,
„Zoo zij ontheiligen, wat ik heb voorgeschreeven,
„Dan moogen zij gewis voor mijne straffen beeven.

14 „Dan zal ik hen, die dwaas of wreevlig overtreên,
„Bezoeken met de roê en bittre tegenheên;
„Doch over hem mijn gunst en goedheid nooit doen enden,
„Niet feilen in mijn trouw, noch mijn verbond ooit schenden;
„’k Zal nooit herroepen ’t geen ik eenmaal heb gesprooken:
„’t Geen uit mijn lippen ging blijft vast en onverbrooken.

15 „’k Heb eens gezwooren bij mijn eigen heiligheid,
„Zoo ik aan David lieg’, zoo hem mijn woord misleid’:
„Zijn zaad zal eeuwig zijn, zijn troon zal heerlijk praalen,
„Zoo duurzaam als de zon, zoo glansrijk als haar straalen;
„Bevestigd als de maan; en aan des hemels boogen
„Staat mijn getuige trouw te schittren in elks oogen.”

16 Maar ach! mijn God, waar blijkt uw trouw nu? waar uw eer?
Gij stoot en werpt, vergramd, thans uw’ Gezalfden neêr;
Gij schijnt niet van ’t verbond met uwen knecht te weeten;
Zijn kroon, ontheiligd, ligt ter aarde neêrgesmeeten;
Zijn sterke muuren zijn door ’s vijands magt verbrooken,
Zijn vestingen verwoest, en in het stof gedooken.

IV. Pauze

17 Hij is door elk beroofd, den nabuur tot een’ smaad:
Gij hebt de rechtehand verhoogd van die hem haat;
Gij deedt den vijand in zijn’ rampspoed zich verblijden:
Zijn zwaard ligt om, ’t is stomp, en nutteloos in ’t strijden;
Gij doet hem, vol van schrik, van ’t bloedig slagveld vlugten,
En onder ’s vijands juk, van U verlaaten, zuchten.

18 Zijn schoonheid is vergaan; zijn troon ligt neêrgestort;
De dagen zijner jeugd zijn door uw hand verkort;
Met schaamt’ is hij bedekt, elk kan hem strafloos tergen.
Hoe lang, getrouwe God? Zult Gij U steeds verbergen?
Zal dan uw grimmigheid, die niemand af kan keeren,
Gelijk een brandend vuur, ’t verdrukte volk verteeren?

19 Gedenk, o Heer! hoe zwak ik ben, hoe kort van duur:
Het leven is een damp; de dood wenkt ieder uur.
Zou ’t menschdom dan vergeefs op aarde zijn geschapen?
Wie leeft er, die den slaap des doods niet eens zal slaapen?
Wie redt zijn ziel van ’t graf? ai! help ons, als te vooren,
Gelijk Gij bij uw trouw aan David hebt gezwooren.

20 Gedenk den smaad, dien elk van uwe knechten lijdt,
Waarmeê elk magtig volk mijn bang gemoed doorsnijdt;
Den smaad, o Heer! waarmeê uw haaters ons belaaden,
Waarmede zij den gang van uw’ Gezalfden smaaden.
Gij immers wilt of zult nooit onze hoop beschaamen:
Den Heer zij eeuwig lof, en elk zegg’, Amen, Amen!

Ontstaan

Inhoud

Muziek

Muziekuitgaven

Hymnologische informatie

Culturele informatie

Literatuur

Externe links

Beginnetje 2.png Dit artikel is helaas nog slechts een beginnetje. Kerkliedwiki nodigt u uit uw kennis te delen door het artikel te verbeteren.