Kerkliedwiki bundels.png
Kerkliedwiki wijst je de weg naar meer dan 10.000 liederen!

Tips nodig? Zo kun je een lied zoeken. Hier vind je een overzicht van alle liedbundels.
Wil je ons werk steunen? Hier vind je meer over doneren of koop onze unieke Ubi-cari-tas.

Meer weten of vragen over Kerkliedwiki? info@kerkmuzieknetwerk.nl
Kerkliedwiki bundels.png Kerkliedwiki wijst je de weg naar meer dan 10.000 liederen! Tips nodig? Zo kun je een lied zoeken. Hier vind je een overzicht van alle liedbundels.

Op Liturgiewerkplaats.nl bieden we je inspiratie en concrete tips rond kerkmuziek en vieren Abonneer je op de nieuwsbrief.

Wil je ons werk steunen? Hier vind je meer over doneren of koop onze unieke Ubi-cari-tas. Meer weten of vragen over Kerkliedwiki? info@kerkmuzieknetwerk.nl

Themapagina Dieren

Uit Kerkliedwiki
Ga naar: navigatie, zoeken
Ark van Noach.png

Op 4 oktober vieren we Dierendag. Welke liederen in het Liedboek Zingen en bidden in huis en kerk gaan over dieren? Hieronder een overzicht van alle liederen waarin het woord dier of dieren voorkomt (Notatiewijze is "Liednummer:vers"). Er kunnen nog andere zoekresultaten worden toegevoegd door specifiek te zoeken op een bepaald dier.

De meest uitgebreide opsomming van dieren is te vinden in lied 163 a/b Zeshonderd jaar is Noach oud. En ook in psalm 104 Mijn ziel, verheerlijk God om zijne macht komen de dieren regelmatig voor.

Zoekwoord dier of dieren

In de Psalmen

 8a:5

Al wat op aarde is laat Gij zich buigen voor zijn heerschappij. De dieren komen in een stoet hem hoog en breed al tegemoet.

 8c:4 	

schapen en runderen, alles en alles, en ook de dieren in het vrije veld, de vogels van de hemel, de vissen van de zee, al wat er wandelt op de paden van het water. Heer, onze Heer, hoe machtig is uw naam allerwegen op aarde.

 17:5

Gelijk een roofdier hurkt hij neer, een leeuw, - zie hem zijn klauwen scherpen. Sta op om hem terug te werpen, bedwing Gij zelf mijn vijand, Heer. Sla met uw zwaard de goddelozen, doe mij ontkomen aan hun macht en breek met eigen hand de kracht van hen die werelds heil verkozen.

 22:5 	

Ik ben alleen als in een leeuwenkuil. Mijn oren zijn vervuld van hun gehuil, en waar ik opzie, staar ik in de muil van wilde dieren. Buffels van Basan, sterke jonge stieren, staan om mij heen, die met hun hoge hoornen en bliksemende ogen op mij toornen - ik ben alleen.

 23d:3 	

Hij leidde me dan langs diepe ravijnen, Ik schrok niet van gevaarlijke zwijnen. Hij hield mij ver van wilde dieren, Hij hielp me door heel diepe rivieren naar de overkant, naar het beloofde land, waar je drinken kon zo uit de bron.

 29:3 	

Sterke bomen buigt zijn stem. Hoogten knielen neer voor Hem. Zelfs de trotse ceder breekt als de storm zijn machtwoord spreekt. Bergen als gehoornde dieren springen op om God te vieren. In de reidans voor zijn ogen wordt de Libanon bewogen.

 32:4 	

Zo spreekt de Heer: ‘Mijn weg zal Ik u wijzen, U ziet mijn oog, waarheen gij ook zult reizen. Wees niet een dier dat koppig tegenstreeft, zich slechts aan toom en bit gewonnen geeft.’ Wie God ontvliedt heeft ondergang te vrezen – wie tot Hem komt, mag bij Hem veilig wezen. Gij die oprecht van hart en wandel zijt, verheug u in de Heer te allen tijd!

 36:2 	

Uw heil is als de hemel hoog, uw trouw verheft zich voor ons oog tot in de hoogste wolken. Uw recht is als de bergen vast, uw oordeel als de vloed die wast, tot schrik voor alle volken. Uw gunst alleen maakt waarlijk vrij, ja, over mens en dier wilt Gij alom uw vleug’len spreiden. Bij U te wonen, Heer, is goed, met spijs en drank in overvloed wilt Gij ons hart verblijden.

 50:6 	

Ik die als herder ’t wild gedierte weid, behoef de spijzen niet die gij bereidt. Indien Ik honger had, Ik zei ’t u niet, de hele wereld is mijn grondgebied. Meent gij dat stier en bok als offergaven, dat vlees en bloed Mij voeden en Mij laven?

 51:6 	

Red mij van bloedschuld, God die mij bevrijdt, leg op mijn tong de lof van uw genade. Open mijn lippen, Heer, ik prijs uw daden voor heel uw volk met liederen wijd en zijd. Niet aan het altaar wordt mijn schuld geboet, geen offerdier, hoe gaaf ook, kan die dragen, het offer van een diep gewond gemoed en een gebroken hart zal U behagen.

 66:4 	

Gij bracht ons in des vijands netten. Hij heeft het tuig ons aangelegd om in het zadel zich te zetten, en als een rijdier ons geknecht. Hij heeft ons in het vuur gedreven en door de wateren gejaagd. Toen hebt Gij ’t leven ons hergeven en alles wat ons hart behaagt.

 68:10 	

Sla, Heer, de horde van de Nijl, bestraf hun macht, herstel ons heil. Uw gunst is ons van node. Als brute stieren gaan, o Heer, ondieren tegen U te keer, de volkeren en hun goden. Wie dorst naar zilver en naar goud en wie het met de oorlog houdt zult Gij ternederdwingen. Gij die de hemelen doorkruist, verstrooi de vijand met uw vuist, dan zal de aarde zingen.

 73:8 	

Hoe was ik in opstandigheid een dwaas voor U die wijsheid zijt. Ik zag geen zin meer in het leven, dat door het kwade scheen omgeven, dat naar geen doel meer scheen gericht. Ik was voor U, die troont in ’t licht, een zot, die ziet en niet verstaat, een dier, het weet niet waar het gaat.

 74:8 	

Gij zijt het die door uw geduchte hand des leviathans koppen hebt gespleten, in de woestijn zijn aas hebt neergesmeten, ten prooi aan ’t wild gedierte in het zand.

 74:12 	

Lever uw tortelduif niet uit, o Heer, geef haar niet aan de wilde dieren over, laat haar een schuilplaats vinden in het lover. Vergeet uw kinderen niet voor immermeer.

 78:16 	

Ook in het machtsgebied van vreemde goden heeft God de kleinste schepselen ontboden zijn wil te doen tegen de wil der machten, de kleine dieren, die vernieling brachten. Hagel en vuur in gans Egypteland, geen wijn, geen vreugde voor de dwingeland.

 80:5 	

Waarom hebt Gij gesloopt zijn wallen en wordt zijn vrucht geroofd door allen? Te gronde gaat uw heerlijk goed: het wordt door evers omgewroet en ’t roofdier rukt de ranken neer. O God, machtige God, keer weer!

 91c:13 	

Leeuw en adder zul je vertráppen, * roofdier en slang vermórzelen.

 98e:2 	

De hele wereld heeft het goed gezien: God is trouw. Hij bevrijdde Israël opnieuw. De hele wereld heeft het goed gezien. Laat alle mensen zingen! Maak allemaal muziek! De Heer deed goede dingen, de koning overwon. Laat alle klokken luiden! God heeft zijn volk verlost. Vissen in de zee, doe maar mee. Alles wat op aarde leeft zingt deze psalm. Laat alle dieren zingen, kom, zing met ons mee! Rivieren, hoge bergen, diepe zee, doe maar mee! Alles wat kan zingen, zingt nu mee.

 104:3 	

Uw bronnen zenden beken in het dal, zij storten neer als steile waterval, verbreden zich tot rustige rivieren. Van alle kant verzamelen zich de dieren. Zij komen langzaam nader uit het bos, woudezels stappen op het zachte mos het water tegemoet om er te drinken. Vogels doen overal hun lied weerklinken.

 104:4 	

Gij drenkt de bergen uit het hoge zwerk, de vruchtbaarheid der aarde is uw werk. De dieren grazen in de malse weiden, de sikkel gaat de rijpe halmen snijden. De wijn verheugt het hart, en voedzaam brood geeft Gij genoeg voor aller mensen nood. Zie op de Libanon Gods cederbomen, zij staan verzadigd door zijn regenstromen.

 104:5 	

Daar nestelen vogels in de hoge kruin, bewonen eibers een cipressentuin. De steenbok klautert op de hoge toppen, in holen kan de klipdas zich verstoppen. Gij deelt de tijd in naar de stand der maan en doet de zon, nog dralend, ondergaan. Dan worden in het bos de dieren wakker, rumoerig breken zij zich door de takken.

 104:7 	

O Heer, hoe groot moet dan uw wijsheid zijn, Gij hebt het al gemaakt, van groot tot klein. Vol is de aarde van uw wonderwerken. Daar is de zee, hoe wijd stelt Gij haar perken. Hoe wemelt zij van dieren zonder tal. De schepen varen aan van overal. En in de schoot der zee leggen uw handen de leviathan spelende aan banden.

 105:11 	

Water werd bloed, met witte lijven kwamen de vissen bovendrijven. De kikvors kwaakte in land en stad, tot waar de koning sliep en at. En weer sprak Mozes en terstond krioelde ’t ongedierte rond.

 106:9 	

Hun helper, die vergaten zij, die in Egypte hun nabij geweest was in het huis der slaven, hen door de Schelfzee had geleid. Zij offerden een dier hun gaven, alsof een kalf hen had bevrijd.

 124:2 	

Het roofdier van hun toorn had ons verteerd, een hoge vloed, had God het niet gekeerd, was over ons verwoestend heengegaan – de baaierd die onstuimig rebelleert had ons bestaan welhaast te niet gedaan.

 135:5 	

In Egypte sloeg zijn macht alle eerstgeborenen neer, mens en dier viel door zijn kracht. Grote tekens van zijn eer hebben vorst en volk ontsteld, hebben stad en land gekweld.

 147:3 	

Zing, zing om beurt om Hem te danken, ontlok de lier de schoonste klanken voor onze God, Hem die in luister de hemel dekt met wolkenduister, de aarde drenkt met milde regen, het gras doet spruiten allerwegen, de dieren zegent met zijn gaven en hoort de roep der jonge raven.

 148:4 	

Al wat op berg en heuvels leeft, gij bomen die uw vruchten geeft, gij bossen met uw opgaand hout, gij wild en vee in veld en woud, vogels die onbezwaard kunt zingen, mensen en dieren, stervelingen, alles wat levensadem heeft, wees nu verblijd omdat gij leeft!

In andere liederen

 154a:8 	

Gij vogels omhoog en gij dieren, gij mensen die over de aarde krioelt, zegen de Heer.

 154b:7 	

Vogels, vissen, wild en vee, dieren hoog en laag, doe mee, ieder met uw eigen stem, in het feestconcert voor Hem.

 162:5 	

In het begin kwamen vogels gevlogen, in het begin werd hun lied al gehoord. Vissen in ’t water, wat leeft op het droge: God schiep de dieren, elk naar hun soort.

 163a:1 	

Zeshonderd jaar is Noach oud, hij bouwt een ark van goferhout met kamers zonder kieren en stallen voor de dieren: de os en de ezel, de wolf en de wezel, de tijger en de leeuw, de merel en de meeuw, de koekoek en de kaketoe, de marter en de maraboe. Zijn eigen sluwe gang gaat de slang. Ja, alle dieren gaan er in en Noachs hele huisgezin. God wil hen wel bewaren en voor de zondvloed sparen.

 299j:1 	

Om de mensen en de dieren, om de honger en de dood, om de kleinen en de groten, al uw schepselen in nood,

 300c:1 	

Ontferm u over de aarde, Kyrie eleison. over de dieren, over de planten, over de zee, het land en de lucht... Laat uw hart spreken, Kyrie eleison. Kyrie eleison.

 304:1 	

Zing van de Vader die in den beginne de mensen schiep, de dieren en de dingen: hemel en aarde wil zijn naam bezingen: houd Hem in ere!

 486:2 	

Vrede was het overal, / wilde dieren kwamen bij de schapen in de stal / en zij speelden samen. Elke vogel zingt zijn lied, / herders waarom speelt gij niet? Laat de citers slaan, / blaas de fluiten aan, laat de bel, laat de trom, laat de beltrom horen: Christus is geboren!

 538:2 	

Een mens te zijn op aarde in deze wereldtijd, is komen uit het water en staan in de woestijn, geen god onder de goden, geen engel en geen dier, een levende, een dode, een mens in wind en vuur.

 635:2 	

Met Hem komt heel de schepping mee, halleluja, de dieren lopen twee aan twee, halleluja! Halleluja, halleluja, halleluja!

 652:1 	

Zing jubilate voor de Heer, hemel en aarde, loof uw Vader, engelen, goden, mens en dier, sterren en stenen, jubilate!

 678:1 	

Vrees niet, gij land, verheug u en wees blijde en dieren, wees gerust in bos en weide. Jong gras ontkiemt, de wildernis wordt groen in dit seizoen.

 697:4 	

Kom Schepper, Geest Jij, die ons roept te gaan en in beweging zet. Wij loven je om de dieren op het veld, een nachtegaal die zingt, wij loven je om vrijheid die verbindt.

 709:3 	

Maar winters werd het in dit land; ’t is kil rondom en in ons midden, in onze mond verstart het bidden, doodskou gaat uit van onze hand naar mens en dier en plant.

 783:2 	

Voor mij is geluk het leven te delen, een hand in mijn hand en samen op pad. Voor mij is geluk mijn huisdier te strelen en zachtjes te fluisteren: ‘Jij bent mijn schat’.

 823:3 	

Hij overmant de wilde dieren, vaart uit op zeeën en rivieren, doorzoekt der aarde donkere schoot. Ja, hij snelt voort op hoge winden om de allerlaatste grens te vinden. Zo vindt hij onverhoeds de dood.

 903:4 	

Wat mijn ogen ooit ontwaarden droeg het merk van Gods beleid; Hij heeft hemel, zee en aarde om mijn bestwil toebereid. Dieren, kruiden uitgelezen, alle vrucht aan struik en boom, bronnen, vissen in de stroom, – overal is ’t goed te wezen. Alle dingen hebben tijd, maar Gods liefde eeuwigheid.

 984:3 	

Gezegend die een woonplaats maakt voor wat beweegt en ademhaalt: de dieren in het vrije veld, de vogels in hun zingend spel.

 987:6 	

Dieren, zij mogen hier wonen; zij zijn uw werk, met als kroon: de mens, manlijk en vrouwlijk als Gij, – liefde uw waagstuk, uw diepste wens.