1 |
Simeon |
Toen Jezus in de tempel kwam
|
2 |
Wat Simeon ziet |
Als Jezus nog een kindje is
|
3 |
Lucas heeft een boek geschreven |
Lucas heeft een boek geschreven
|
4 |
De twaalfjarige Jezus |
Waar is Jezus toch gebleven
|
5 |
Bij de Jordaan |
Zeg, heb je wel die man gezien
|
6 |
De doop van Jezus |
Jezus staat aan de Jordaan
|
7 |
Jezus en Johannes de Doper |
Jezus komt bij de Jordaan
|
8 |
Feest in Kana |
Een feest, een feest in Kana
|
9 |
Bruiloft in Kana |
Een bruiloftsfeest in Kana
|
10 |
Jezus volgen |
Simon, Andreas, daar op het meer
|
11 |
Het lied van goede en slechte vruchten |
Wie zoekt aan dorens druiven?
|
12 |
Storm op het meer |
Storm, storm, storm op het meer
|
13 |
De zaaier |
Een zaaier ging uit om te zaaien (Heeger)
|
14 |
Het lied van het mosterdzaadje |
Er lag een mosterdzaadje
|
15 |
Wij brengen het brood |
Wij brengen het brood naar de schare
|
16 |
Zie, Hij komt |
Zie, hij komt om alle volken
|
17 |
De goede herder |
De herder telt zijn schaapjes
|
18 |
Ook dit schaap |
Een twee drie vier en zo verder
|
19 |
Jezus zegent de kinderen |
Kind'ren kom, keer je om
|
20 |
De Heer zegent de kinderen |
Kinderen in Israël
|
21 |
Hij blijft ons nabij |
Eenmaal mochten kinderen
|
22 |
Het lied van de wijngaard |
Hoog tegen de bergen
|
23 |
Het lied van ja en nee |
Is wat je zegt wel echt?
|
24 |
De werkers in de wijngaard |
Wij wachten op het plein
|
25 |
Het lied van de tempelbouwers |
Ze bouwden een tempel, ze zochten een steen
|
26 |
Er is een feest ophanden |
Er is een feest ophanden
|
27 |
Maria heeft een mooi geschenk |
Maria heeft een mooi geschenk
|
28 |
Aren plukken |
De Heer gaat door de velden
|
29 |
Het lied van de Samaritaan |
Er reisde van Jeruzalem
|
30 |
Het licht der wereld |
Gij zult het licht der wereld zijn
|
31 |
Verloren en gevonden |
Al heb ik er wel honderd
|
32 |
De verloren schelling |
Eens was een vrouw haar schelling kwijt
|
33 |
Zacheüs |
Zacheüs woont in Jericho
|
34 |
Het lied van eersten en laatsten |
Veel eersten zullen laatsten zijn
|
35 |
Nikodémus |
In de nacht gaat Nikodémus
|
36 |
Petrus |
Simon, Simon, roept de Heer
|
37 |
De minister uit Ethiopië |
Filippus, waarom loop jij hier zo alleen
|
38 |
Paulus, apostel |
Paulus, apostel, het schip ligt gereed
|