Kerkliedwiki bundels.png
Kerkliedwiki wijst je de weg naar meer dan 10.000 liederen!

Tips nodig? Zo kun je een lied zoeken. Hier vind je een overzicht van alle liedbundels.
Wil je ons werk steunen? Hier vind je meer over doneren of koop onze unieke Ubi-cari-tas.

Meer weten of vragen over Kerkliedwiki? info@kerkmuzieknetwerk.nl
Kerkliedwiki bundels.png Kerkliedwiki wijst je de weg naar meer dan 10.000 liederen! Tips nodig? Zo kun je een lied zoeken. Hier vind je een overzicht van alle liedbundels.

Op Liturgiewerkplaats.nl bieden we je inspiratie en concrete tips rond kerkmuziek en vieren Abonneer je op de nieuwsbrief.

Wil je ons werk steunen? Hier vind je meer over doneren of koop onze unieke Ubi-cari-tas. Meer weten of vragen over Kerkliedwiki? info@kerkmuzieknetwerk.nl

Zingt vrolijk, heft de stem naar boven

Uit Kerkliedwiki
(Doorverwezen vanaf De grote Schepper aller dingen)
Ga naar: navigatie, zoeken
Dit lied is te vinden in de volgende veelgebruikte liedbundel(s):
Zangbundel Joh. de Heer 350
Mogelijk staat het ook in andere liedbundels. Kijk hiervoor in de infobox rechts, onder het kopje 'Liedbundels'.
Zingt vrolijk, heft de stem naar boven
Psalm 33
Latijnse titel Exultate, iusti
Vulgaat Psalm 32
Berijming Psalmberijming van 1773
Tekst
Metrisch 9-8-9-8-6-6-5-6-6-5
Muziek
Componist Louis Bourgeois
Solmisatie 2-6-6-1-7-6-5-4-3
Liedbundels
Zangbundel Joh. de Heer 350
Psalmberijming van 1773 33

Zingt vrolijk, heft de stem naar boven is de beginregel van Psalm 33 in de Psalmberijming van 1773. De Zangbundel Joh. de Heer heeft hiervan 4 strofen , in de volgorde 7 ( De grote Schepper aller dingen ) , 10, 1 en 2.

Opname beluisteren

Tekst

1 Zingt vrolijk, heft de stem naar boven;
Rechtvaardigen, verheft den Heer:
Het past oprechten God te looven;
Zingt zijnen grooten naam ter eer;
Prijst Hem in uw psalmen,
Met de schoonste galmen;
Roept zijn weldaên uit;
Laat de keel zich paaren
Met den klank der snaaren;
Looft Hem met de luit.

2 Roemt nu met nieuwe lofgezangen
De nieuwe blijken van zijn gunst;
Het speeltuig moet’ dien toon vervangen:
Heft vrolijk aan, wijdt Hem uw kunst.
Alles moet Hem eeren:
Want het woord des Heeren,
’t Richtsnoer zijner daên,
Is volmaakt rechtvaardig,
Al onz’ achting waardig;
Eeuwig zal ’t bestaan.

3 Hij schept in ’t heilig recht behagen;
Zijn wijsheid is alom verspreid;
Men hoort al ’t weereldrond gewaagen
Van zijne goedertierenheid.
’s Heeren alvermogen
Bragt de hemelboogen
Door zijn Woord in ’t licht,
Heeft de flonkervuuren,
Die den tijd verduuren,
Door zijn’ Geest gesticht.

I. Pauze

4 Hij doet de groote waatren zwellen,
Te saam vergaadren tot een’ hoop,
En naar den diepen afgrond snellen,
Daar zij beperkt zijn in hunn’ loop.
Laat al d’ aard Hem vreezen,
Die, als ’t Opperwezen,
’t Al heeft voortgebragt:
Laat de weereld schrikken;
Laat z’, al oogenblikken,
Siddren voor zijn magt.

5 Geen ding geschiedt er ooit gewisser,
Dan ’t hoog bevel van ’s Heeren mond:
Zijn godlijk’ almagt spreekt, en ’t is er:
Zijn wil gebiedt, en ’t wordt terstond.
Schoon de heidnen samen
List op list beraamen,
God verbreekt hunn’ raad:
Schoon de Moogendheden
Snood’ ontwerpen smeeden,
Hij belacht haar’ haat.

6 Maar d’ altooswijze raad des Heeren
Houdt eeuwig stand, heeft altoos kracht;
Niets kan zijn hoog besluit ooit keeren;
’t Blijft van geslachte tot geslacht.
Zalig moet men noemen
Die hunn’ Maker roemen
Als hunn’ Heer en God,
’t Volk, door Hem te vooren
Gunstig uitverkooren
Tot zijn erv’ en lot.

II. Pauze

7 De groote Schepper aller dingen
Ziet, uit het ongenaakbaar licht,
Het gansch gedrag der stervelingen;
Niets is bedekt voor zijn gezicht.
Uit zijn vaste wooning,
Daar Hij heerscht als Koning,
Daar zijn lof, zijn eer,
Klinkt door al de boogen,
Zien zijn godlijk’ oogen
Op al ’t menschdom neêr.

8 ’t Is God, aan tijd noch plaats verbonden;
Wiens toezicht over alles gaat;
Die ’t harte vormt, en kan doorgronden;
Die aller werken gadeslaat.
Schilden, boogen, dolken,
Dapper’ oorlogsvolken,
Wijsheid, moed noch kracht,
Kunnen ooit in ’t strijden
Eenig vorst bevrijden
Zonder ’s Heeren magt.

9 Het brieschend paard moet eindlijk sneeven,
Hoe snel het draav’ in ’t oorlogsveld;
’t Kan niemand d’ overwinning geeven;
Zijn groote sterkte baat geen’ held.
Neen; de Heer der heeren
Doet ons triomfeeren;
Hij, geducht in magt,
Slaat elk gunstig gade,
Die op zijn genade
In benaauwdheid wacht.

III. Pauze

10 Zijn magtig’ arm beschermt de vroomen,
En redt hun zielen van den dood;
Hij zal hen nimmer om doen komen,
In duuren tijd en hongersnood.
In de grootste smarten,
Blijven onze harten
In den Heer gerust:
’k Zal Hem nooit vergeeten;
Hem mijn’ Helper heeten,
Al mijn hoop en lust.

11 Laat ons alom zijn’ lof ontvouwen:
In Hem verblijdt zich ons gemoed,
Omdat wij op zijn’ naam vertrouwen,
Dien naam zoo heilig, groot en goed.
Goedertieren Vader,
Milde Zegenader,
Stel uw vriendlijk hart,
Op wiens gunst wij hoopen,
Eeuwig voor ons open;
Weer steeds alle smart.

Ontstaan

Inhoud

Muziek

Muziekuitgaven

Hymnologische informatie

Van de 1e uitgave (1905) tot en met de 27e (1986) geeft de Zangbundel Joh. de Heer strofe 7 en 10, vanaf de 28e uitgave (1991) zijn daar strofe 1 en 2 aan toegevoegd. De volgorde in de nieuwe bundels is dus vers 7, 10, 1 en 2.

Culturele informatie

Literatuur

Externe links

Beginnetje 2.png Dit artikel is helaas nog slechts een beginnetje. Kerkliedwiki nodigt u uit uw kennis te delen door het artikel te verbeteren.