Liedboek voor de kerken/Inhoud

Liedboek voor de kerken

Het Liedboek voor de Kerken is verschenen in 1973.

De bundel bevat:

• 150 Psalmen
• 491 Gezangen

De inhoud van deze bundel is hieronder opgenomen.

Psalmen

Overzicht van alle psalmen die zijn opgenomen in Liedboek voor de kerken.

De psalmen in deze bundel zijn de berijmde psalmen van 1968, op de Geneefse melodieën (Geneefs Psalter).

Psalm 1-50 1 Gezegend hij, die in der bozen raad 2 Wat drijft de volken, wat bezielt ze toch 3 O Heer, de vijand stelt zijn overmacht in 't veld 4 Laat als ik roep mij op U hopen 5 Laat mij, mijn Koning tot U spreken 6 Heer, toon mij uw genade 7 Here mijn God, Gij hoedt mijn leven 8 Heer, onze Heer, hoe heerlijk en verheven 9 Met heel mijn hart zing ik uw eer 10 Hoe komt het, Heer, dat Gij zo verre zijt? 11 Ik schuil bij God 12 Breng redding, Heer, de vroomheid is geweken 13 Hoe lang, Heer, gaat Gij mij voorbij? 14 De dwaas zegt in zijn hart: 'Er is geen God' (Psalm 14) 15 Wie zult Gij noden in uw tent 16 Bewaar mij, want ik schuil bij U, o God 17 Hoor, Heer, Gij God van trouw en recht 18 Ik heb U lief van ganser harte, Here 19 De hemel roemt den Heer 20 Moge de Heer u antwoord geven 21 O Heer, de koning is verheugd! 22 Mijn God, Mijn God, waarom verlaat Gij mij 23 Ik wil van God als van mijn Herder spreken 24 De aarde en haar volheid zijn des Heren koninklijk domein 25 Heer, ik hef mijn hart en handen 26 O Heer, op wie ik pleit 27 Mijn licht, mijn heil is Hij, mijn God en Here! 28 Ik roep tot U, mijn rots, mijn Here! 29 Gij die hoog verheven zijt 30 Dank, Heer, Gij hebt het niet gedoogd 31 Op U vertrouw ik, Heer der Heren 32 Heil hem, wien God zijn ontrouw heeft vergeven 33 Komt nu met zang en roert de snaren 34 Ik loof den Heer altijd 35 Twist, Here, met mijn twisters 36 De zonde die de zondaars vleit 37 Wees niet afgunstig op de goddeloze 38 Laat toch niet uw toorn, o Here, mij verteren 39 Ik zeide wel: Nu let ik op mijn weg 40 Met heel mijn hart heb ik de Heer verwacht 41 Heil hem die den geringe helpt in nood 42 Evenals een moede hinde naar het klare water smacht 43 O God, kom mijn geding beslechten 44 Heer, wat de vaderen vertelden 45 Met luider stem breng ik de koning hulde 46 God is een toevlucht t' allen tijde 47 Volken weest verheugd, jubelt, toont uw vreugd 48 De Heer is groot, zijn lof weerklinkt 49 Bewoners van de wijde wereld, hoort 50 De Heer die leeft, de God der goden spreekt

Psalm 51-100 51 Ontferm U God, ontferm U, hoor mijn klacht 52 Waarom toch het kwaad zo te prijzen 53 De dwaas zegt in zijn hart: 'Er is geen God' (Psalm 53) 54 O God, verlos mij door uw naam! 55 God, laat mij smekend tot U treden 56 Wees mij genadig, Heer, want een geweld 57 Wees mij genadig, Heer, wees mij nabij 58 Gij hoge raad, bijeengekomen 59 Kom, Heer, mij uit de hand bevrijden 60 O God, die ons verstoten had 61 O Here, verhoor mijn smeken. Haast bezweken 62 Mijn ziel is stil tot God mijn Heer 63 Mijn God, Gij zijt mijn toeverlaat 64 Behoed mij, Heer, hoor naar mijn klagen! 65 De stilte zingt U toe, o Here 66 Breek, aarde, uit in jubelzangen 67 God zij ons gunstig en genadig 68 God richt zich op, de vijand vlucht 69 Red mij, o God, het water stijgt en stijgt 70 Haast U om mij te redden, God! 71 Heer, laat mij schuilen in uw hoede 72 Geef, Heer, de koning uwe rechten 73 Ja, God is goed voor Israël 74 Waarom, o God, verstoot Gij voor altoos 75 U alleen, U loven wij, U loven wij, onze Heer 76 God wordt geëerd in Israël 77 Roepend om gehoor te vinden 78 Mijn volk, ik ga geheimen openleggen 79 O God, nu zijn de heidenen gekomen 80 O God van Jozef, leid ons verder 81 Jubelt God ter eer, Hij is onze sterkte! 82 God staat in 't midden van de goden 83 Zwijgt niet, o God, verhef uw woord 84 Hoe lieflijk, hoe goed is mij, Heer 85 Gij waart goedgunstig voor uw land, o Heer 86 Hoor mij, Heer, wil antwoord zenden 87 Op Sions berg sticht God zijn heil'ge stede 88 Heer, die mijn heil, mijn helper zijt 89 Ik zal zo lang ik leef bezingen in mijn lied 90 Gij zijt geweest, o Heer, en Gij zult wezen 91 Heil hem wien God een plaats bereidt 92 Waarlijk, dit is rechtvaardig 93 De Heer is Koning, Hij regeert altijd 94 Verschijn in lichtglans, God der wrake! 95 Steekt nu voor God de loftrompet 96 Zingt voor den Heer op nieuwe wijze 97 Groot Koning is de Heer 98 Zingt een nieuw lied voor God den Here 99 God is Koning 100 Juicht Gode toe, bazuint en zingt

Psalm 101-150 101 Ik wil, Heer, in mijn lied de zegeningen 102 Heer, hoor mijn gebed, laat blijken 103 Zegen, mijn ziel, de grote naam des Heren 104 Mijn ziel, verheerlijk God om zijne macht 105 Looft God den Heer, en laat ons blijde 106 Looft nu den Heer, want Hij is goed 107 Gods goedheid houdt ons staande 108 Mijn hart is, Heer, in U gerust 109 God die ik loof te allen tijde 110 De Here God heeft tot mijn heer gesproken 111 Van ganser harte loof ik Hem in 't midden van Jeruzalem 112 God zij geloofd en hoog geprezen 113 Prijst, halleluja, prijst den Heer 114 Toen Israel uit Egypteland ging 115 Niet ons, o Heer, niet ons zij eer gewijd 116 God heb ik lief, want die getrouwe Heer 117 Looft, alle volken, looft den Heer 118 Laat ieder 's Heren goedheid prijzen 119 Welzalig wie de rechte wegen gaan 120 Ik hief mijn stem in vrees en beven 121 Ik sla mijn ogen op en zie 122 Hoe sprong mijn hart hoog op in mij 123 Tot U, die zetelt in de hemel hoog 124 Laat Israël nu zeggen blij van geest 125 Wie op den Here God vertrouwen 126 Toen God de Heer uit 's vijands macht 127 Wanneer de Heer het huis niet bouwt 128 Welzalig is een ieder die God van harte vreest 129 Zij hebben immer van mijn jeugd af aan 130 Uit diepten van ellende roep ik tot U, o Heer 131 O Heer, er is geen trots in mij 132 Heer, denk aan David en zijn eed 133 Zie toch hoe goed, hoe lieflijk is 't dat zonen 134 Gij dienaars aan den Heer gewijd 135 Halleluja! looft den Heer 136 Looft den Heer, want Hij is goed 137 Aan Babels stromen zaten wij gevangen 138 U loof ik, Heer, met hart en ziel 139 Heer, die mij ziet zoals ik ben 140 Bescherm mij, Heer, behoed mijn leven 141 U, Heer, roep ik, U geldt mijn smeken 142 Tot God den Heer hief ik mijn stem 143 O Here, hoor naar mijn gebeden 144 Gezegend zij de Heer, die t' allen tijde 145 O Heer, mijn God, Gij koning van 't heelal 146 Zing, mijn ziel, voor God uw Here 147 Lof zij den Heer, goed is het leven 148 Halleluja! Prijst God en zingt 149 Halleluja! laat opgetogen 150 Looft God, looft Hem overal

Bijbelliederen

God heeft het eerste woord (1) Wat sprak God op de eerste dag (2) Uit Oer is hij getogen (3) Wij eten weer het bitter brood (4) Wij trekken nu het diensthuis uit (5) Ik zing voor de Heer en ik prijs zijn gezag (6) Het woord dat u ten leven riep (7) Gij hemel en aarde, doet open uw oor (8) Mijn hart verheugt zich zeer (9) David heeft de reus verslagen (10) Elia was, tot de dood beducht (11) Niet in 't geweldige geluid (12) D'Almachtige is mijn Herder en Geleide (13A) D'Almachtige is mijn Herder en Geleide (13B) De Heer is mijn Herder (14) Loof nu, mijn ziel, de Here (15) Gij volken looft uw God en Heer (16) 'k Hef, vol verlangst, van dag tot dag mijn ogen (17) Zalige ure! vruchtbaar van verblijden (18) Uit angst en nood stijgt mijn gebed (19) Laat ons nu vrolijk zingen (20) Alles wat adem heeft love de Here (21) De wijsheid van vóór alle tijden (22) Het zal zijn in het laatste der tijden (23) Jesaja de profeet zag in de geest (24) Het volk dat wandelt in het duister (25) Daar is uit 's werelds duistre wolken (26) De Heer richt op zijn berg een maaltijd aan (27) Wij hebben een sterke stad (28) Gij die 't menselijke leven (29) Wie met de waatren in zijn holle hand (30) Zij zullen de wereld bewonen (31) Hoe lieflijk, hoe schoon zijn de schreden (32) O alle gij dorstigen, komt tot de stromen (33) Om Sions wil zwijg ik niet stil (34) Scheur, Heer, de heemlen, scheur ze wijd (35) Ik zal, zo spreekt de Here (36) Zo sprak de Heer der legerscharen (37) De Heer spreekt: hoor mijn hartsgeheim (38) Vrees niet, gij land, verheug u en wees blijde (39)

Zijt Gij mijn God (40) De Here, de heerser der aarde (41) Verheug u, gij dochter van Sion (42) Die dag zal komen, brandend als een oven (43) Dankt, dankt nu allen God (44) O Gij die onze Koning zijt (45) Kwam van Godswege (46) Jezus die langs het water liep (47) O onze Vader, trouwe Heer (48) De vogels van de bomen (49) O grote God, o goede Heer (50) Lieve Heer, Gij zegt 'kom' en ik kom (51) Jaïrus had een dochtertje (52) Zijt Gij waarop de wereld wacht (53) Een zaaier ging uit om te zaaien (54) Weet gij waarmee het koninkrijk (55) Ga in het schip, zegt Gij (56) Zeven was voldoende (57A) Zeven was voldoende (57B) De schapen alle honderd (58) De rijke kwam tot Jezus (59) Pluk nu het groen van de velden (60) Een landheer had met eigen hand (61) Wie oren om te horen heeft (62) De Heer verschijnt te middernacht (63) Gij hebt met uw brede gebaren (64) Het graan slaapt in de aarde (65) Mijn ziel verheft Gods eer (66) God zij geloofd uit alle macht (67) Zo laat Gij, Heer, uw knecht (68) Johannes, wat moeten wij doen (69) De laatsten worden de eersten (70) Jezus, wandlend langs de wegen (71) Gij volgt ons uit Jeruzalem (72) De Heer is onze reisgenot (73) Wij willen de bruiloftsgasten zijn (74) U kennen, uit en tot U leven (75) Zie hoe de mensen heengaan (76) De Trooster komt (77) Laat me in U blijven, groeien, bloeien (78)

Die in benauwdheid zuchten (79) Wij delen verdriet en zorgen (80) Ik zoek mijn Heer, het graf is leeg (81) Terwijl wij Hem bewenen (82) O Heer, blijf toch niet vragen (83) O God die op het Pinksterfeest (84) De hemel is opengesprongen (85) De wereld is van Hem vervuld (86) Wij willen God de ere geven (87) Mijn God, gewapend tot de tanden (88) O Christus, Heer der heerlijkheid (89) Is God de Heer maar voor mij (90) Niemand van ons leeft voor zichzelf alleen (91) Al kon ik alle talen spreken (92) Bij 't steken der bazuinen (93) Mensen, wij zijn geroepen om te leven (94) Nu bidden wij met ootmoed en ontzag (95) Wordt krachtig in de Heer (96) Naam van Jezus die ten dode (97) Verblijdt u in de Heer te allen tijd! (98) Christus naar wie wij heten (99) Er heeft een stem gesproken (100) Om Christus' wil zijn wij verblijd (101) God heeft vanouds gesproken (102) De heiligen, ons voorgegaan (103) Al wie het woord zal horen (104) Christus heeft voor ons geleden (105) Het eind aller dingen is nabij (106) Wie zich hovaardig heffen (107) Weest niet verbaasd als u de wereld haat (108) Hoor een heilig koor van stemmen (109) Het Lam, voor ons op aard' geslacht (110) Een stem, die niemand stuit (111) Als Koning opgetreden (112) Ik zag een troon (113) Ik zag een nieuwe hemel zich verheffen (114) Die op de troon zat zeide (115)

Adventstijd

Daar komt een schip, geladen (116) Hoe zal ik U ontvangen (117) Op U, mijn Heiland, blijf ik hopen (118) Richt op uw macht, o Here der heirscharen (119) Heft op uw hoofden, poorten wijd (120) God lof! Nu is gekomen (121) Kom tot ons, de wereld wacht (122) De naam des Heren nadert reeds van verre (123)

Nu daagt het in het oosten (124) O kom, o kom, Immanuël (125) Verwacht de komst des Heren (126) Gaat, stillen in den lande (127) Kom tot ons, scheur de heemlen, Heer (128) Geen kracht meer om te leven (129) De nacht is haast ten einde (130)

Kersttijd

O zalig, heilig Bethlehem (131) Er is een roos ontloken (132) Ik ben een engel van de Heer (133) Eer zij God in onze dagen (134) Hoor, de englen zingen de eer (135) Hoort gij de englen zingen (136) Hoor de herders, hoe ze Hem loven (137) Komt allen tezamen (138) Komt, verwondert u hier mensen (139) Prijs de Heer die herders prijzen (140) Ik kniel aan uwe kribbe neer (141) U Jezus Christus loven wij (142) Stille Nacht, heilige Nacht (143)

Dansen wil mijn hart en springen (144) Nu zijt wellekome Jesu, lieve Heer (145) Dit is de dag, die God ons schenkt (146) Looft God, gij christenen, maakt Hem groot (147) Wees wellekom, Immanuël (148) O God die met ons zijt (149) In den beginne was het woord (150) O Christus, woord der eeuwigheid (151) Een Kind geboren te Bethlehem (152) Wij edelingen, blij van geest (153) O Kerstnacht, schoner dan de dagen (154) Kind, nu wij om U vrolijk zijn (155)

Epifaniëntijd

Van 't vroeglicht van de dageraad (156) Hoe helder staat de morgenster (157) Christus, met eer gekroonde (158) O Here Jezus, lang verbeid (159) Komt ons in diepe nacht ter ore (160) Uit uw hemel zonder grenzen (161) Omdat Hij niet ver wou zijn (162) Gij zijt een mensenzoon, Gij komt van ver (163)

Gij die de ster van David zijt (164) Toen Jezus bij het water kwam (165) Juicht voor de koning van de Joden (166) Heer Jezus, licht der wereld (167) O Jezus Christus, licht ze bij (168) Zingt nu de Heer, stemt allen in (169) Meester, men zoekt U wijd en zijd (170) Christus wandelt langs de straten (171)

Tijd voor Pasen

Een mens te zijn op aarde (172) Alles wat over ons geschreven is (173) Ik wil mij gaan vertroosten (174) O wij arme zondaars (175) O Liefde die verborgen zijt (176) Leer mij, o Heer, uw lijden recht betrachten (177) Jezus, om uw lijden groot (178) Wie heeft op aard de prediking gehoord (179) Gethsémane, die nacht moest eenmaal komen (180) Noem de overtreding mij, die Gij begaan hebt (181) Jezus, leven van ons leven (182) O hoofd vol bloed en wonden (183)

Met de boom des levens (184) Des konings vaandels gaan vooraan (185) Zing, mijn tong, bezing het teken (186) Daar gaat een lam en draagt de schuld (187) O Lam van God, onschuldig (188) Mijn Verlosser hangt aan 't kruis (189) Wie hangt er zo deerlijk, geteisterd, geschonden (190) Gij wordt voor mij gekruisigd, Heer (191) O kostbaar kruis, o wonder Gods (192) O wereld, zie uw leven (193) Dag zo bitter en zo goed (194) Nu valt de nacht (195)

Paastijd

Den Heer wil ik prijzen (196) De dag rijst rood in het verschiet (197) De mond der aarde spreekt (198) De toekomst van de Heer is daar (199) Heerlijk verschenen is de dag (200) O dag van de verrijzenis (201) Nu de Heer is opgestaan (202) Die in de dood gebonden lag (203) Jezus Christus, onze Heiland (204) Nu triomfeert de Zoon van God (205) Komt drinken wij tot lafenis (206)

Hoort aan, gij die Gods kindren zijt (207) De Heer is waarlijk opgestaan (208) Nu moet gij allen vrolijk zijn (209) Sta op! - Een morgen ongedacht (210) Christus is opgestanden (211) Halleluja, de blijde toon (212) Lof zij God in de hoogste troon (213) O morgen van verblijden (214) Christus, onze Heer, verrees (215) Laat groot en klein (216)

Jezus leeft en ik met Hem (217) Ik zeg het allen, dat Hij leeft (218) Zingt ten hemel toe (219) Zingt nu de Heer! Hij zag ons aan (220) Wees gegroet, gij eersteling der dagen (221) Jezus is ons licht en leven (222) De aarde is vervuld (223) Kondigt het jubelend aan (224) Zingt voor de Heer een nieuw gezang (225)

Hemelvaart

• Gij die der sterren schepper zijt (226)
• Gij maakt ons, Jezus, waarlijk vrij (227)
• Ten hemel opgevaren is (228)
• De dag van onze Vorst brak aan (229)
• Overwinnaar, grote Koning (230)
• Wij knielen voor uw zetel neer (231)
• Gij, Jezus Christus, opgestegen (232)
• Heer, komt in deze tijd (233)
• Al heeft Hij ons verlaten (234)
• In bidden en in smeken (235)

Pinksteren

De jaarkring brengt ons in zijn keer (236) Kom Schepper, Geest, daal tot ons neer (237) Kom o Geest des Heren kom (238) Kom Schepper God, o heilige Geest (239) Kom, Heilige Geest, Here God (240) Nu bidden wij de heilige Geest (241) Komt laat ons deze dag (242) Toen eenmaal God terneder kwam (243) Christus stoot de hemel open (244)

Geest, uit de hemel neergedaald (245) Gods adem die van boven kwam (246) De Geest des Heren heeft (247) Geweldige, gedreven wind (248) Wij leven van de wind (249) Kom, heilige Geest, Gij vogel Gods (250) De wereld is gewonnen (251) Wat zijn de goede vruchten (252)

Trinitatis

• O zalig licht, Drievuldigheid (253)
• God in den hoog’ alleen zij eer (254)
• Ere zij aan God, de Vader (255)
• Niet enkel door het water (256)
• Halleluja, eeuwig dank en ere (257)
• Halleluja, lof zij de Heer (258)
• Halleluja! Lof zij het Lam (259)

Koninkrijk Gods

Stad Jeruzalem verheven (260) Siopn mijn vaderland (261) 'Op, waakt op!' zo klinkt het luide (262) Jeruzalem, gij schone stad (263) Jeruzalem, o stad zo hoog gebouwd (264) Jeruzalem, mijn vaderstad (265) Gods kinderen op aarde (266) Zalig, die in Christus sterven (267) U heb ik lief, U roep ik aan (268) Gelijk als de witte zwanen (269) Eenmaal, wanneer mijn uur zal slaan (270) Ach hoe vluchtig, ach hoe nietig (271) Midden in het leven zijn wij (272) Heer, herinner U de namen (273)

O Jezus wees ter plaatse (274) Er was een kind, dat zwaar en diep Als Godes Zoon, de heerser over al (276) O hoe brandend van verlangen (277) Dag des oordeels, dag des Heren (278) Het duurt niet lang meer tot de tijd (279) Rechter in het licht verheven (280) Jezus zal heersen waar de zon (281) God zij geloofd in elk seizoen (282) Gij zijt de zin van wat wij zijn (283) O lieve Heer, geef vrede (284) Geef vrede, Heer, geef vrede (285) Geef aan de wereld vrede, Heer (286) Waartoe geploegd, als 't zaad (287)

Eens komt de grote zomer (288) Morgenglans der eeuwigheid (289) Er is een land van louter licht (290) Nooit kan 't geloof te veel verwachten (291) Wegen Gods, hoe duister zijt gij (292) Wat de toekomst brengen moge (293) Laat komen, Heer, uw rijk (294) Aan de deur van 's harten woning (295) Ik kom met haast, roept Jezus' stem (296) Toch overwint eens de genade (297) Wij staan ten laatsten kamp gereed (298) Voor alle heiligen in de heerlijkheid (299) Eens, als de bazuinen klinken (300) Wij moeten Gode zingen (301) God zij geloofd om Kanaän (302)

Kerk

De ware kerk des Heren (303) God is getrouw, zijn plannen falen niet (304) Waar God de Heer zijn schreden zet (305) Heer, stuur zelf het schip der kerk (306) Vergeef, o Heer, dat duizendvoud (307) In Christus is noch west noch oost (308) O Heer, wees met uw kerk (309) Bewaar ons, Here, bij uw woord (310) Hoe komt het dat het bos (311) Behoed uw kerk, zet uit, o God, haar palen (312) Zonne der gerechtigheid (313) Gij die gelooft, verheugt u samen (314) O Heer die overwint (315) Blijf bij ons, Jezus, onze Heer (316)

Halleluja, 't loflied rijze (317) Hoe goed, o Heer, is 't hier te zijn (318) Looft God, die zegent al wat leeft (319) Zingt een nieuw lied voor God de Here (320) O Vader die uw woning sticht (321) Hoor Gij ons aan (322) God is tegenwoordig (323) Wij zoeken in uw huis uw aangezicht, o Here (324) Niet als een storm, als een vloed (325) Een rijke schat van wijsheid (326) Heer Jezus, o Gij dageraad (327) Here Jezus, om uw woord (328) Grote God, Gij hebt het zwijgen (329) Heb dank, o God van alle leven (330)

Belijdenis, Doop en Avondmaal

Wij geloven allen in één God (331) Heer Jezus, Gij die als een kind (332) O Here God, - ons liefst verlangen (333) Here Jezus, wij zijn nu (334) Heer van uw kerk (335) Zie hier de kindren tot U komen (336) Het water van de grote vloed (337) O God, die naar uw strenge wet (338) Wie ingaat tot dit water (339) Heer, zie ons aarzelend staan (340) Gij hebt uw woord gegeven (341) Tot U o Heer, tot U die liefde zijt (342) Nu heeft het oude leven afgedaan (343)

Het heil des hemels werd ons deel (344) Jezus, Meester aller dingen (345) Ter maaltijd van het lam gereed (346) Roept God een mens tot leven (347) Wij dragen onze gaven (348) O Vader, trek het lot U aan (349) God, die leven hebt gegeven (350) Zie ons heden voor U treden (351) U, verborgen Christus (352) Het hoogste woord daalt uit het licht (353) God zij gezegend! Laat ons dank bewijzen (354A) God zij gezegend! Laat ons dank bewijzen (354B)

Ziel, mijn ziel, aanvaard uw luister (355) O leid mijn blindheid bij de hand (356) Breek ons, Heer, het brood (357) Genadig Heer, die al mijn zwakheid weet (358) Midden in de dood (359) Heer, wij komen vol verlangen (360) De Heer zegt woorden van leven (361) De eerste uit de doden (362) O God die stierf onschuldig (363) Laat ons als Jezus' jongren nooit vergeten (364) De zonden zijn vergeven (365) Gij zijt mijn goed (366)

Huwelijk

• Wij bidden u Gods zegen toe (367)
• Als God ons huis zijn gunst onthoudt (368)
• God die in het begin (369)

Ochtend en Avond

O eeuwge Schepper van het al (370) De haan kraait dat de dag begint (371) O diepe nacht die ons omringt (372) Nu wordt het licht, de dag breekt aan (373) De zon gaat op in gouden schijn (374) De trouw en goedheid van de Heer (375) In 't oosten klaar laat blozen (376) De gouden zonne heeft overwonnen (377) Het licht dat weer opnieuw begon (378) O mijn ziele, looft den Here (379) Ontwaak, o mens, de dag breekt aan (380) Het nieuwe daglicht staat ons borg (381) God die het al geschapen heeft (382)

O Christus die de zonne zijt (383) Verzonken is het licht der zon (384) Gij die mijn liefste kleinood zijt (385) De nacht, de moeder van de rust (386) O Heer mijn God, ook deze nacht (387) De avond komt, de zon daalt in het westen (388) Nu is de dag ten einde (389) 'k Wil U, o God, mijn dank betalen (390) De maan is opgekomen (391) Blijf mij nabij, wanneer het duister daalt (392) De dag, door uwe gunst ontvangen (393) Gij hebt het daglicht weggenomen (394) O Heer, verberg U niet voor mij (395)

Jaarwisseling

• Het oude jaar is nu voorbij (396)
• O God, die droeg ons voorgeslacht (397)
• Door goede machten trouw en stil omgeven (398)

Andere Liederen

Wij loven U, o God, belijden U als Heer (399) Almachtige, verheven Heer (400) Een vaste burcht is onze God (401) Verheugt u, christenen, tesaam (402) Wat mijn God wil geschied' altijd (403) U Here Jezus roep ik aan (404) Mijn God, waar zal ik henengaan (405) U heb ik lief, mijn God en Heer (406) Christus mijn Heer, op U alleen (407) Nu laat ons God de Here (408) Laat ons de Heer lofzingen (409) Zingen wij van harte zeer (410) Wilhelmus van Nassouwe (411) O Heer, die daar des hemels tente spreidt (412) De Heer in zijnen troon, zeer schoon (413) Wilt heden nu treden voor God, den Here (414) Komt nu met zang van zoete tonen (415) Gelukkig is het land (416) Hoe groot, o Heer, en hoe vervaarlijk (417) Here, kere van ons af (418) O God die de gedachten (419) Ik hoor trompetten klinken (420) Zolang als ik op aarde leven zal (421) Wie is het, die zo hoog gezeten (422) Ach, blijf met uw genade (423) Looft overal, looft al wat adem heeft (424) Ga uit, o mens, en zoek uw vreugd (425) Zou ik niet van harte zingen (426) Beveel gerust uw wegen (427) Jezus, mijn verblijden (428) Wie maar de goede God laat zorgen (429) Ik heb U lief, o mijn beminde (430) Lof zij de Heer, ons hoogste goed (431) Wat God doet, dat is welgedaan (432)

Al ruisen alle wouden (433) Lof zij de Heer, de almachtige Koning der ere (434) O verbreker aller banden (435) Jezus neemt de zondaars aan (436) Vernieuw Gij mij, o eeuwig Licht (437) Heer geef mij vleugels dat ik reis (438) Hoe glanst bij Gods kindren het innerlijk leven (439) Ik heb de vaste grond gevonden (440) Komt, kinderen, niet dralen (441) Jezus, ga ons voor (442) Liefde Gods, die elk beminnen (443) Grote God, wij loven U (444) God heeft mij zijn Zoon gegeven (445) O Jezus, hoe vertrouwd en goed (446) God gaat zijn ongekende gang (447) Soms groet een licht van vreugde (448) God enkel licht (449) Mijn ziel, waartoe dit angstig vrezen (450) Alle roem is uitgesloten (451) Verlosser, Vriend, o hoop, o lust (452) Ik weet waar mijn geloven (453) Wat zou ik zonder U geweest zijn (454) Als Hij maar van mij is (455) Zegen ons, Algoede (456) Heilig, heilig, heilig! Heer, God almachtig (457) Tot U is het, Heer, dat ik vlucht (458) Door de nacht van strijd en zorgen (459) Loof de Koning, heel mijn wezen (460) O hoogt' en diepte. looft nu God (461) Ontwaak, gij die slaapt, en sta op uit de doôn (462) O Heer die onze Vader zijt (463) Alle volken, looft de Heer (464) Van U zijn alle dingen (465)

Als God, mijn God, maar voor mij is (466) O eeuwige Vader, sterk in macht (467) Heer, mijn hert is boos en schuldig (468) Het leven is: een krijgsbanier (469) Wat vlied' of bezwijk', getrouw is mijn God (470) Ik heb gejaagd, wel jaren lang (471) Door uwe donkre sluier heen (472) Neem mijn leven, laat het, Heer (473) God roept ons, broeders, tot de daad (474) Geef mij, Heer, mij los te zingen (475) Eeuwig Woord, U willen wij bezingen (476) Geest van hierboven (477) Prijst des Heren machtig woord (478) Aan U behoort, o Heer der heren (479) Gij hebt, o Vader van het leven (480) O grote God die liefde zijt (481) De eersten zijn de laatsten (482) Gij die alle sterren houdt (483) Waarom moest ik uw stem verstaan (484) O Christus, wees geprezen (485) Wij rijken, zeer door U bemind (486) De Heer heeft mij gezien en onverwacht (487) Zolang er mensen zijn op aarde (488 A en B) Een mens te zijn op aarde (489) Hier is een stad gebouwd (490) Gij zijt voorbijgegaan (491)