Kerkliedwiki bundels.png
Kerkliedwiki wijst je de weg naar meer dan 10.000 liederen!

Tips nodig? Zo kun je een lied zoeken. Hier vind je een overzicht van alle liedbundels.
Wil je ons werk steunen? Hier vind je meer over doneren of koop onze unieke Ubi-cari-tas.

Meer weten of vragen over Kerkliedwiki? info@kerkmuzieknetwerk.nl
Kerkliedwiki bundels.png Kerkliedwiki wijst je de weg naar meer dan 10.000 liederen! Tips nodig? Zo kun je een lied zoeken. Hier vind je een overzicht van alle liedbundels.

Op Liturgiewerkplaats.nl bieden we je inspiratie en concrete tips rond kerkmuziek en vieren Abonneer je op de nieuwsbrief.

Wil je ons werk steunen? Hier vind je meer over doneren of koop onze unieke Ubi-cari-tas. Meer weten of vragen over Kerkliedwiki? info@kerkmuzieknetwerk.nl

Uren, dagen, maanden, jaren

Uit Kerkliedwiki
Ga naar: navigatie, zoeken
Dit lied is te vinden in de volgende veelgebruikte liedbundel(s):
Weerklank 355 (b) Zangbundel Joh. de Heer 406
Mogelijk staat het ook in andere liedbundels. Kijk hiervoor in de infobox rechts, onder het kopje 'Liedbundels'.
Uren, dagen, maanden, jaren
Vorm Strofelied
Herkomst
Taal Nederlands
Land Nederland
Periode 1805
Tekst
Dichter Rhijnvis Feith (a)
Vertaler A. Schroten (b)
Henk van 't Veld (b)
Metrisch 8-7-8-7-8-7-8-7
Muziek
Componist Heinrich Albert
Melodie O gesegnetes Regieren
Herkomst Broedergemeente 1740
Solmisatie 1-2-3-5-4-3-2-2
Gebruik
Kerkelijk jaar Jaarwisseling
Liedbundels
Weerklank 355 (b)
Zangbundel Joh. de Heer 406
Gezangboek der ELK 35
Hervormde Bundel 1938 292
Evangelische Gezangen 160

Uren, dagen, maanden, jaren is een oud lied dat vaak gezongen wordt bij kerkdiensten op oudejaarsavond 31 december. De tekst is van Rhijnvis Feith (1753-1824). De melodie is oorspronkelijk een 18e eeuws Hernhuttergezang: O gesegnetes Regieren (melodie).

Opname beluisteren

  • Aalt van de Beek, viool en Willem den Boer, orgel:

Tekst

1 Uren, dagen, maanden, jaren
Vliegen als een schaduw heen;
Ach! wij vinden, waar wij staren,
Niets bestendigs hier beneên!
Op den weg, dien wij betreden,
Staat geen voetstap, die beklijft:
Al het heden wordt verleden,
Schoon ’t ons toegerekend blijft!

2 Voorgeslachten kwijnden henen,
En wij bloeijen op hun graf;
Ras zal ’t nakroost ons beweenen:
’t Menschdom valt als blaadren af.
’t Stof, door eeuwen zaamgelezen,
Houdt het zelfde graf bewaard:
Buiten U, o eeuwig Wezen!
Ach! wat was de mensch op aard!

3 Maar door U aan ’t niet onttogen,
Liet uw gunst hem niet alleen;
Godlijk licht omscheen zijn oogen,
En zijn nietigheid verdween:
Onder uw genadeleiding
Wordt hem deze levensbaan
Slechts ontwikkling, voorbereiding
Tot een eindeloos bestaan.

4 Dat de tijd hier ’t al verover’,
Aan geen tijdperk hangt mijn lot;
Gij, Gij blijft mij altijd over,
Gij blijft eindeloos mijn God:
Welk een ramp mij hier ook nader’,
’k Vind in U mijn rustpunt weêr;
Gij blijft in uw’ Zoon mijn Vader,
Wat verander’, wat verkeer’.

5 Vader, onder al mijn nooden,
Vader, onder heil en straf,
Vader, ook in ’t rijk der dooden,
Vader, ook in ’t zwijgend graf;
Waar ik ooit verandring schouwe,
Gij, o God! houdt eeuwig stand:
Ook mijn stof rust op uw trouwe,
Sluimert in uw Vaderhand!

6 Snelt dan, jaren, snelt vrij henen
Met uw blijdschap en verdriet;
Welk een ramp ik moog beweenen,
God, mijn God, verandert niet:
Blijft mij alles hier begeven,
Voortgeleid door zijne hand
Schouw ik, uit dit nietig leven,
In mijn eeuwig vaderland.

Ontstaan

Het lied verscheen als gezang 160 in de Evangelische Gezangen van 1806. Getoonzet door A. Albert werd het lied opgenomen in de populaire liedbundel Kun je nog zingen, zing dan mee.

Feith had het in 1805 al gepubliceerd in het tweede deel van zijn uitgave Proeve van eenige gezangen voor den openbaaren godsdienst. Daarin was het het tweede gezang:

NIEUWJAARS-LIED.
OP DE WIJZE: God zal mij zijn aanzicht tonen. Uit SCHUTTE.

Uuren, dagen, maanden, jaaren,
‍Vliegen als een schaduw heên.
Ach! wij vinden, waar wij staaren,
Niets bestendigs hier beneên!
Op den weg, dien wij betreden,
Staat geen voetstap, die beklijft:
‍Al het heden wordt voorleden,
Schoon ‘t ons’ toegerekend blijft!

Voorgeslachten kwijnden heenen,
En wij bloeien op hun graf;
Ras zal ‘t nakroost ons beweenen.
‘t Menschdom valt als blaadren af.
‘t Stof, door eeuwen saamgelezen ,
Houdt het zelfde graf bewaard.
Buiten U, ô eeuwig Wezen!
Ach! wat was de mensch op aard!

Maar door U aan ‘t niet onttoogen,
Liet uw gunst hem niet alleen.
Godlijk Licht omscheen zijne oogen,
En zijn nietigheid verdween.
Onder uw Genadeleiding
Wordt hem deeze levensbaan
Slechts ontwikkling, voorbereiding
Tot eeu eindeloos bestaan.

Dat de tijd hier ‘t al verover’,
Aan geen tijdperk hangt mijn lot.
Gij, Gij blijft mij altijd over,
Gij blijft eindeloos mijn God.
Welk een ramp mij hier ook nader,
‘k Vind ln U mijn rustpunt weêr.
Gij blijft in uw’ Zoon mijn Vader,
Wat verander’, wat verkeer’.

Vader, onder al mijn nooden,
Vader, onder heil en straf,
Vader, ook in ‘t rijk der dooden,
Vader, ook in ‘t zwijgend graf.
Waar ik ooit verandring schouwe,
Gij , ó God ! houdt eeuwig stand.
Ook mijn stof rust op uw trouwe,
Sluimert in uw vaderhand!

Snelt dan, jaaren, snelt vrij heenen
Met uw blijdschap en verdriet.
Welk een ramp ik moog beweenen,
God, mijn God, verandert niet.
Blijft mij alles hier begeven;
Voortgeleid door zijne hand,
Schouw ik uit dit nietig leven
In mijn eeuwig Vaderland.

Inhoud

"Het opschrift is toch duidelijk, zou je zeggen. In de bundel Evangelische gezangen, waarin het als nummer 160 verscheen, was het het tweede van de vier liederen die het opschrift ‘Op het nieuwe jaar’ meekregen. Als je het vanuit die wetenschap leest, zie je ook dat het lied over de toekomst gaat. Het zijn de uren, dagen, maanden en jaren die voor ons liggen, die als een schaduw heen zullen vliegen. Het gaat niet primair over het verleden, nee het heden, dat wordt verleden. Natuurlijk, er wordt wel even teruggeblikt – ‘voorgeslachten kwijnden heenen’ – maar alleen maar om te bedenken hoe wij nu ‘bloeien op hun graf’. Het lied gaat over onze toekomst: het zal niet lang meer duren of het nakroost zal ook ons bewenen. Rampen zullen ons treffen en de toekomst zou duister zijn, als God er niet was: ‘Aan geen tijdperk hangt mijn lot. Gij, Gij blijft mij altijd over, Gij blijft eindeloos mijn God.’ De jaren die komen, zo zegt vanuit die wetenschap het laatste couplet, die mogen rustig voorbijsnellen, want God verandert niet: de dichter ziet vanuit dit nietig leven uit naar het eeuwig Vaderland." (Bron: Jan Dirk Snel).

Liturgische informatie

Hoewel het opschrift duidelijk vermeld 'Nieuwjaarslied' is het lied toch met de oudejaarsdag verbonden geraakt? Vermoedelijk heeft dat een praktische reden. Toen de gezangenbundel in 1805 voltooid werd, bestond het fenomeen van de kerkdienst op oudejaarsavond nog niet. Die werd pas in 1817 door de synode – sinds de overheid in 1816 een kerkorde had opgelegd, wel een nationaal bestuursorgaan – ingesteld. Men vond het een geschikt moment voor nadere bezinning. Diensten op nieuwjaar werden al langer gehouden, omdat dat de dag van Jezus’ besnijdenis en naamgeving was. Maar het lied van Feith spreekt daar niet over. Maar voor oudjaar had men dus geen specifieke gezangen en kennelijk vond men zijn lied ook voor die gelegenheid wel geschikt.

Muziek

Muziekuitgaven

Zie het artikel Zie O gesegnetes Regieren (melodie) voor een overzicht van alle (orgel)literatuur en koorbewerkingen van deze melodie.

Bewerking om te spelen

  • Klaas Jan Mulder speelt een bewerking over het lied:

Hymnologische informatie

Culturele informatie

Een vrije bewerking van het lied door Hendrik Jan van der Heiden:

Externe links