Tips nodig? Zo kun je een lied zoeken. Hier vind je een overzicht van alle liedbundels.
Wil je ons werk steunen? Hier vind je meer over doneren of koop onze unieke Ubi-cari-tas.
|
Waterstromen wil Ik gieten: verschil tussen versies
(→Inhoud) |
|||
Regel 31: | Regel 31: | ||
===Inhoud=== | ===Inhoud=== | ||
+ | Tekst uit de [[Vervolgbundel op de Evangelische Gezangen]] 248 | ||
+ | <poem> | ||
+ | 1 „Waterstroomen wil Ik gieten”, | ||
+ | Spreekt de Heer, „op ’t dorre land; | ||
+ | Koele bronnen zullen vlieten | ||
+ | Door ’t verschroeijend Oosterzand: | ||
+ | Waar nu pelgrims smachtend gaan, | ||
+ | Zal een hof des Heeren staan.” | ||
+ | |||
+ | 2 Nog drukt d’ aard een bange stonde; | ||
+ | Duisternis voert nog gebied; | ||
+ | Nog doolt Israël in ’t ronde, | ||
+ | Vraagt naar zijnen Koning niet; | ||
+ | Maar zijn Koning vraagt naar hem… | ||
+ | Kom, verdoolde! hoor zijn stem! | ||
+ | |||
+ | 3 ’s Heeren heilwoord kan niet falen: | ||
+ | Als zijn Geest den hof doorwaait, | ||
+ | Zal het lichten in de dalen, | ||
+ | Rijpen wat de hoop nu zaait, | ||
+ | Schiet het veld, nu naakt en dood, | ||
+ | Volle halmen uit zijn schoot. | ||
+ | |||
+ | 4 Toont u moedig, uitverkoornen! | ||
+ | Doet Gods werk, maar in Gods kracht; | ||
+ | Leidt de blinden, redt verloornen | ||
+ | Uit des afgronds bangen nacht; | ||
+ | Roept heel Isrel tot den Heer, | ||
+ | Tot de hoop der vaadren weêr! | ||
+ | |||
+ | 5 Brengt u d’ aanvang luttel zegen, | ||
+ | Mist volharding schijnbaar ’t loon, | ||
+ | God zal onzen arbeid wegen, | ||
+ | En ’t geloove wacht de kroon. | ||
+ | Waakt en ijvert, bidt en strijdt: | ||
+ | Kent God niet zijn eigen tijd? | ||
+ | |||
+ | 6 Heer der Heeren! hoor ons staamlen, | ||
+ | Laat ons, vol van uwen Geest, | ||
+ | Velen uit uw volk verzaamlen | ||
+ | Tot uw hemelsch bruiloftsfeest! | ||
+ | Och! werd ook door ons aanschouwd, | ||
+ | Hoe G’ uw Sion, Heer! herbouwt! | ||
+ | |||
+ | 7 Ziet, Hij komt eens met de wolken, | ||
+ | Wien dan d’ aard als Koning groet! | ||
+ | Rijz’ ’t Hozanna! jubelt volken! | ||
+ | Strooit uw palmen voor zijn voet! | ||
+ | Christnen, Joden, Heidnen zaâm | ||
+ | Knielen dan in éénen naam! | ||
+ | </poem> | ||
In de Hervormde Bundel 1938 (nr. 109) telt dit lied 7 strofen, waarvan de beginregels luiden: | In de Hervormde Bundel 1938 (nr. 109) telt dit lied 7 strofen, waarvan de beginregels luiden: | ||
*1. Waterstromen wil Ik gieten | *1. Waterstromen wil Ik gieten |
Versie van 25 apr 2020 om 13:48
Mogelijk staat het ook in andere liedbundels. Kijk hiervoor in de infobox rechts, onder het kopje 'Liedbundels'.
Waterstromen wil Ik gieten | |
Herkomst | |
Taal | Duits |
Periode | Omstreeks 1830 |
Tekst | |
Dichter | Maria Sophia Herwig |
Vertaler | Willem Arnoldus Dwars |
Bijbelplaats | Jesaja 44:3 |
Metrisch | 8-7-8-7-7-7 |
Muziek | |
Componist | Johann Christoph Bach |
Melodie | Komm, o komm, du Geist des Lebens |
Herkomst | Meiningen 1693 |
Solmisatie | 3-1-2-5-1-2-7-5 |
Gebruik | |
Kerkelijk jaar | Voleinding |
Liedbundels | |
Zangbundel Joh. de Heer 846 |
Waterstromen wil Ik gieten is gebaseerd op een Duitse tekst van Maria Sophia Herwig (1810-1836), vertaald door Willem Arnoldus Dwars. De melodie is van Johann Christoph Bach. De Nederlandse tekst vormde gezang 248 in de Vervolgbundel op de Evangelische Gezangen.
Inhoud
Opname beluisteren
- Pianobewerking
- :
Tekst
Ontstaan
Inhoud
Tekst uit de Vervolgbundel op de Evangelische Gezangen 248
1 „Waterstroomen wil Ik gieten”,
Spreekt de Heer, „op ’t dorre land;
Koele bronnen zullen vlieten
Door ’t verschroeijend Oosterzand:
Waar nu pelgrims smachtend gaan,
Zal een hof des Heeren staan.”
2 Nog drukt d’ aard een bange stonde;
Duisternis voert nog gebied;
Nog doolt Israël in ’t ronde,
Vraagt naar zijnen Koning niet;
Maar zijn Koning vraagt naar hem…
Kom, verdoolde! hoor zijn stem!
3 ’s Heeren heilwoord kan niet falen:
Als zijn Geest den hof doorwaait,
Zal het lichten in de dalen,
Rijpen wat de hoop nu zaait,
Schiet het veld, nu naakt en dood,
Volle halmen uit zijn schoot.
4 Toont u moedig, uitverkoornen!
Doet Gods werk, maar in Gods kracht;
Leidt de blinden, redt verloornen
Uit des afgronds bangen nacht;
Roept heel Isrel tot den Heer,
Tot de hoop der vaadren weêr!
5 Brengt u d’ aanvang luttel zegen,
Mist volharding schijnbaar ’t loon,
God zal onzen arbeid wegen,
En ’t geloove wacht de kroon.
Waakt en ijvert, bidt en strijdt:
Kent God niet zijn eigen tijd?
6 Heer der Heeren! hoor ons staamlen,
Laat ons, vol van uwen Geest,
Velen uit uw volk verzaamlen
Tot uw hemelsch bruiloftsfeest!
Och! werd ook door ons aanschouwd,
Hoe G’ uw Sion, Heer! herbouwt!
7 Ziet, Hij komt eens met de wolken,
Wien dan d’ aard als Koning groet!
Rijz’ ’t Hozanna! jubelt volken!
Strooit uw palmen voor zijn voet!
Christnen, Joden, Heidnen zaâm
Knielen dan in éénen naam!
In de Hervormde Bundel 1938 (nr. 109) telt dit lied 7 strofen, waarvan de beginregels luiden:
- 1. Waterstromen wil Ik gieten
- 2. Nog drukt d'aard een bange stonde
- 3. 's Heren heilwoord kan niet falen
- 4. Toont u moedig, uiterverkoor'nen
- 5. Brengt u d'aanvang luttel zegen
- 6. Isrels God! Verdrukt, verdreven
- 7. Ziet, Hij komt eens met de wolken.
In het ELK (nr. 101) zijn vier strofen opgenomen, 1, 3 en 7. Daarnaast is er een strofe die begint met 'Heer der heren, hoor ons staam'len'.