Tips nodig? Zo kun je een lied zoeken. Hier vind je een overzicht van alle liedbundels.
Wil je ons werk steunen? Hier vind je meer over doneren of koop onze unieke Ubi-cari-tas.
|
Zo vriendelijk en veilig als het licht: verschil tussen versies
(→Ontstaan) |
(→Ontstaan) |
||
Regel 31: | Regel 31: | ||
=== Ontstaan === | === Ontstaan === | ||
− | |||
=== Inhoud === | === Inhoud === |
Versie van 27 sep 2014 om 11:52
Inhoud
Titel
Zo vriendelijk en veilig als het licht
Oorspronkelijke taal en titel
Liedbundels
Dit lied is opgenomen in de volgende liedbundels: | |
---|---|
Liedboek (2013) | 221 |
Liedboek voor de kerken (1973) | Gezang 487 |
Gezangen voor Liturgie | 570 |
Gereformeerd Kerkboek | 174 |
Opname beluisteren
Tekst
De tekst is auteursrechtelijk beschermd en kan daarom hier niet worden weergegeven.
Ontstaan
Inhoud
Gezang 487 heeft een tekst van Huub Oosterhuis, in het begin van de zestiger jaren geschreven voor zijn studenten-parochie te Amsterdam, toen nog samenkomende in de kapel van het Ignatianum; de melodie is dan ook geschreven door pater Bernard M. Huijbers.*) Tekst èn zangwijs horen tot het sterkste en eenvoudigste, wat deze gemeente heeft voortgebracht, en ze zijn dan ook niet alleen in rooms-katholieke kringen snel ingeburgerd maar ook daarbuiten bekend en geliefd geworden. Het lied kan gezongen worden bij de bediening van de Doop, maar ook bij een huwelijksinzegening of in een rouwdienst, zonder dat het intussen ook maar in de verte aan het bedenkelijke 'vierwiel-Christendom' herinnert (de Duitse depreciatie van het vrijblijvende 'geloof' dergenen, die alleen in de kerk komen als ze daarheen geréden worden: als onmondig kind, op hun trouwdag of bij de begrafenis). Integendeel: Gezang 487 is een zeer persoonlijke confessie, waarin (juist vanwege het 'ik' der zingende gemeente) de HEER in alle opzichten de eerste Persoon is, - en de dichter heeft zijn tekst dan ook welbewust gehoord 'in het verlengde van Psalm 139'. Zonder ergens direct te citeren, maakt de auteur in bijna iedere regel toespelingen op schriftuurlijke zegswijzen. Dat de HEER ons 'gezien' heeft, is dè belijdenis van Israël; waarbij in de tweede regel meteen al de Nederlandse uitdrukking 'geboren en getogen' gekruist wordt met het bijbelse 'opnieuw geboren' (Johannes 3:3) en 'uit het water getogen' ('opgemoost', zegt Exodus 2:10, en inderdaad zal Jezus in Johannes 3:5 dááraan waarschijnlijk gedacht hebben, als Hij het water vernoemt). In de vierde regel herinnert het 'levende' hart aan wat profeten en apostelen daarover gezegd hebben (Jeremia 31:33, 2 Corinthiërs 3:3, enz.), terwijl de zesde regel, sprekende over ons 'onvermogen', terugbuigt naar Psalm 103:14vv. En zo gaat het verder: nergens letterlijk, maar poëtisch-woordelijk; in de tweede regel van de tweede strofe klinkt Jesaja 49:6 mee ('Ik heb u in Mijn handpalmen gegraveerd'), in de vierde regel Psalm 1, in de vijfde het hele Hooglied, terwijl de slotregel van dat couplet als een samenvattende antifoon klinkt: 'Al wat wij zijn, Hij heeft het ons gegeven'. Daarop inhakend zet de derde strofe in met Psalm 127:2, die heerlijk-dubbelzinnige regel over de slaap, waar de Almogende overheen gebogen staat; en meteen is hij ook de zaaier, die Zijn Naam 'uitzaait in onze diepste dromen', - daarmee zijn die diepten dus wèl iets anders dan de droomuitleggers verklarenderwijs plegen te zeggen! HIJ 'heeft ons Zelf ontvankelijk gemaakt', dat is het verweer van de profetie tegen de zelfgenoegzaamheid van de 'vreemde' religie. En het is dan ook bijna pikant, als Oosterhuis (was het opzet?) in de vierde regel van zijn slotstrofe praktisch Rilke citeert, die in zijn Stundenbuch eens gezegd heeft:
und selig sind, die still im Regen standen, ohne Dach, denn ihre Frucht wird voll sein, tausendfach.
Hier buigt hij direct weer terug naar Johannes 3:8, over de 'wind', waarvan we het geluid horen zonder zijn weg te kennen; HIJ 'overkomt' Zijn beminden, HIJ is hun te machtig, als de eerste en de laatste. Het lied werd voor liet eerst gedrukt in het bundeltje Liturgische Gezangen voor Paastijd en Tijd na Pinksteren, in 1966 gepubliceerd door Gooi en Sticht te Hilversum; in de reeds genoemde losbladige bundel, die in opdracht van de Amsterdamse Stichting Werkgroep voor de Volkstaal-liturgie wordt uitgegeven (sedert 1967) is het lied 85.
W.G. Overbosch
- ) De melodie werd door Bernard Huijbers oorspronkelijk geschreven voor de laatste drie strofen van Psalm 119 in de berijming van Jan Wit: 'Een smekeling, zo kom ik tot uw troon' (zie Liedboek Psalm 119: 64, 65 en 66). Daarna is de melodie door Huub Oosterhuis ook gebruikt voor een aantal andere teksten: het hier besproken 'De Heer heeft mij gezien en onverwacht' en verder 'Ik sta voor U in leegte en gemis', 'Zo vriendelijk en veilig als het licht' en 'Hij die gesproken heeft een woord dat gáát'. WK
Gezang 487 is ritmisch gemaakt uit drie verschillende reeksen, welke in de eerste drie regels voldoende zijn aangegeven; als de ritmische opbouw van regel 1, 2 en 3 wordt aangeduid met respectievelijk a, b en c, dan is de opeenvolging van de regels in het hele lied a b c b c b; hierin werken tekst en muziek nauw samen: de slotklanken van de even regels zijn in de taal op elkaar betrokken via rijm (combinatie met reeks b), die van de oneven regels via assonantie (combinatie met reeksen a, c). Tonaal is een concentratie opmerkelijk op tonen binnen het raam van een kwint (es-bes'), met een uitbreiding naar een kleine terts naar beneden (c'). Hieronder is de functie van de tonen c-bes aangegeven:
slottoon regel slottoon lied begintoon regel begintoon lied reciteertoon
bes • • as g •• •• f •• es ••• • • • • d • c •
Uit het voorbeeld blijkt dat de toon es' in de ordening van tonen de belangrijkste plaats inneemt als punt van referentie: hij vervult functie 1 het vaakst, en functies 2 en 4 uniek; daarbij kan hij ook de twee resterende functies vervullen; dit alles kan van geen andere toon gezegd worden. Van de andere tonen heeft de f de grootste specialisatie: hij fungeert als slottoon contrastief ten opzichte van es'. Het tonale verloop kan als volgt worden beschreven. Voor de eerste regel werd een beperkte toonomvang gekozen, es'-g'. In regel 2 wordt de totale omvang van het te gebruiken tonale gebied gebracht, dat wil zeggen, de centrale grote terts es'-g' wordt uitgebreid met. een kleine terts daaronder (c'-es') en een kleine terts daarboven (g'-bes'). Door de slottoon-functie in beide regels te reserveren voor es', wordt deze toon gevestigd als referentie; overigens worden tot vóór de laatste regel verder contrastieve slottonen gebruikt. Van de in de tweede regel gewonnen uitbreidingen wordt in regel 3 eerst die naar boven benut; daarbij is de bes' meteen reciteertoon. De bereikte uitbreiding naar beneden (c'-es') wordt gebruikt in de vierde regel. Het aantrekkelijke van de wijze waarop dit alles gebeurt ligt hierin: uitbreiding ten opzichte van regel 1 was in de tweede regel (1) c'-es' en (2) g'-bes', waarbij de volgorde was zoals door de nummers is aangegeven; deze uitbreidingen worden in omgekeerde volgorde gebruikt, nl. (2) in regel 3 en (1) in regel 4, bovendien tegengesteld geplaatst in het geheel van de regel: (2) in regel 3 aan het begin, en (1) in regel 4 aan het slot. De tonale omvang van de vijfde regel is weer beperkt tot die van regel 1, terwijl de slotregel qua omvang en melodie (nagenoeg) gelijk is aan regel 2.
Rokus de Groot (Bron: Compendium bij het Liedboek)
Dichter
Huub Oosterhuis (1933)
Vertaler
Muziek
melodie: Bernhard Huijbers - Een smekeling, zo kom ik tot uw troon
Componist melodie
xxx (geboren-overleden)
Zettingen
Bewerkingen om te zingen
Bewerkingen om te spelen
Liturgisch gebruik
Psalmen, 27,1; ; Psalmen, 104,1-2; ; Psalmen, 119,49-53 Te gebruiken als morgenlied