Tips nodig? Zo kun je een lied zoeken. Hier vind je een overzicht van alle liedbundels.
Wil je ons werk steunen? Hier vind je meer over doneren of koop onze unieke Ubi-cari-tas.
|
Leeftocht
Samensteller | Jan de Jong |
---|---|
Uitgever | Intrada Muziekuitgaven |
Jaar | 2023 |
Leeftocht is een liedbundel samengesteld door componist Jan de Jong met teksten van verschillende dichters, waaronder veel bijdragen van Eppie Dam en Margryt Poortstra. En verder onder meer van Sytze de Vries, Alex van Ligten en Maria de Groot.
Muziek is mijn taal
Voor onze kinderen en kleinkinderen had ik de wens om alles wat ik in de loop der jaren heb geschreven, ooit een keer bijeen te brengen in een aantal uitgaven. Alleen zou het dan opnieuw versnipperd zijn. In de wetenschap dat het om heel veel titels gaat, en dus veel tijd zou vragen, kwam ik in het voorjaar van 2022 op het idee om een volledige liedbundel samen te stellen. Een bundel met liederen van dichters die mij de gelegenheid hebben gegeven om te kunnen componeren en mij hebben geïnspireerd en gemotiveerd. Immers mijn hart ligt bij liederen voor liturgisch gebruik, ik ben ermee opgegroeid, het heeft mij muzikaal gevormd. Kortom, ik kan er niet zonder, muziek is mijn taal. Tegelijk is het een mooie gelegenheid om in 2023 mijn zeventigste geboortejaar te vieren.
De eerste liederen kwamen tot stand in de jaren 1974-1975, tijdens de militaire dienstplicht. Echter de meeste liederen zijn geschreven vanaf 1990 tot heden. Het startpunt was wel het jaarlijks herhaalde project ‘Kryst yn Boazum’. In deze periode heb ik twee van mijn dierbaarste tekstdichters leren kennen: Margryt Poortstra en Eppie Dam. Van beide dichters tref je in deze bundel samen meer dan honderd liederen aan. Met hen heb ik tevens diverse oratoria, cantates en een requiem geschreven. Een aantal liederen uit deze uitgaven zijn nu als losse liederen in deze bundel opgenomen.
In de periode dat ik kerkorganist was in Sneek, 1978-2008, heb ik met voorganger Alex van Ligten een zestal liederen geschreven. Deze liederen zijn, om de één of andere reden, nooit eerder gepubliceerd. Ik maak van de gelegenheid gebruik om ze nu het licht te laten zien.
In 2010 heb ik, op verzoek van het Oecumenisch Liedfestival Utrecht, negen liederen gecomponeerd op teksten van Sytze de Vries. Met het lied Litanie van de Naam is een eerste prijs behaald, en met Al laat geen zon zich zien een tweede prijs. In 2013 verscheen de Maaltijd-Triptiek: drie liederen bij de communie, eveneens op teksten van Sytze de Vries. Van dezelfde dichter zijn vier liederen, vertaald uit het Engels, opgenomen uit de in 2015 verschenen bundel Naar Bethlehem zullen wij gaan.
In 2011 verscheen, in opdracht van Stichting Codice e Musica, Een volmaakte dag: een concertliturgie naar het evangelie van Filippus. Pieter Oussoren was de auteur, Maria de Groot schreef drie liedteksten, op muziek gezet door ondergetekende. Tevens is in deze bundel een tiental liederen opgenomen die ontstaan zijn tijdens de coronaperiode (2020-2022) in de Protestantse gemeente Tjalleberd-De Knipe. Liederen van Roelien Hofsteenge en de eigen predikant Riemer Praamsma. Tot slot is hier een lied opgenomen uit de bundel Psalmen anders (2022), op tekst van René van Loenen. Dat maakt het achttal tekstdichters compleet.
Ik spreek de wens uit dat Leeftocht zijn weg mag vinden en iets tastbaars heeft te bieden voor mensen waar en wanneer ook onderweg.
Zingen in de berijming van het ongerijmde
En dan vallen mij de woorden in als wat ik vergat:
Er komt een dag dat de zon helder schijnt.
De vogels terugkeren en neerstrijken.
Op kort gras en de tegels van de stad, zo’n dag.
Bovenstaande regels (uit het Fries vertaald) koos ik als motto om de gloednieuwe zangbundel Leeftocht in te leiden. Ze komen uit het poëziewerk Wurk fan de achtste dei, in 1985 gepubliceerd door [[Jacobus Quiryn Smink}. Ooit kreeg kleine Kobus op de ‘School met den Bijbel’ in Sondel een door hemzelf met kroontjespen geschreven briefje mee naar huis: Ps. 136:1. Thuis uit het hoofd te leren, om het maandagmorgen op te zeggen (of erger nog: te zingen) voor het luisterend oor van de meester en de keurende blikken van de klas. Voor wie kwaad wil, geloofsdressuur; voor wie goed wil, een eerste kennismaking met poëzie.
In totaal acht dienaars van het poëtisch vormgegeven woord droegen bij aan Leeftocht: van verschillende komaf, ieder een verleden, maar als geboren mensen opvallend eensluidend in wat het hart bezwaart, verlangt of verlicht. Componist Jan de Jong gaf alle uitingen van gelovig mens-zijn een muzikale grondtoon en maakte ze geschikt voor de menselijke stem: biddend en smekend, klagend of jubelend, uitbundig of gedragen.
Psalmen staan aan de basis van het gezongen lied. Vandaar dat Leeftocht ermee begint, bijna minimaal met het lied ‘Psalm’, een tekst van Roelien Hofsteenge, nota bene zonder beginkapitaal en met maar heel weinig leestekens als piketpaal. Omdat wij – mensen van den beginne – zelf onze weg moeten vinden, als in poëzie. Het tweede lied, ‘Psalm tegen de leegte’ van Sytze de Vries, zegt voldoende over wie wij zijn en waar we tegen vechten. ‘Psalm van de vogel’, van Alex van Ligten, laat Andes rijmen op Artis, en dan weet je genoeg van vrijheid en gevangenschap. Daarna volgen twaalf psalmen hun numerieke orde: te beginnen met Psalm 8 (‘De Schepper en het schepsel’) en uitmondend in Psalm 150 (‘Hulde met muziek en zang’). De refreinregel ‘God heeft de toon voor het leven gezet’ klinkt door van begin tot einde: 140 lieve liederen lang.
Het begin was de schepping, waarvan het einde soms in zicht lijkt. Maar niet voor de kinderen die het ‘Keerkringliedje’ zingen (het allerkleinste psalmpje hier), uit de volle borst van de trekvogel die terugkeert op zijn wieken, omdat hij nog weet hoe goed het ergens was. In de maalstroom van de tijd moet iemand de weg weten nu heel de aarde wankelt. Keer om! Keer om! Ook dat is een refrein in deze bundel. God heeft mensen gezocht, maar andersom geldt evengoed. Het is maar net wie wie als eerste ontmoet. In de oude geschriften komen hemel en aarde elkaar tegen, en niet altijd van harte of gelegen. God en mens staan op gespannen voet. Abraham wist van een ander land, Mozes maakte zich sterk voor de bevrijding van zijn volk, David weerstond de dommekracht die toekomst in de weg stond. Maar kwam daarmee de mensheid goed terecht? God ziet zijn schepselen steeds verder verdwalen in de woestijn, terwijl er verhalen voor het oprapen liggen voor nomaden op aarde. Er is leeftocht zolang je mens bent en de grens kent tussen Egypte en Kana, vleespot en manna, muggenland en bijentuin, bitter brood en zoete wijn. Het derde refrein.
Jezus doorbrak de ban van de tijd. Aan hem zijn hier de meeste liederen gewijd, niet in het minst dankzij het adembenemende oratorium In deze mens van Margryt Poortstra, die toch al een indrukwekkende bijdrage levert aan dit zangboek van zoeken en zien. Van haar is de regel ‘Geen mens had tot nog toe verlossing gebracht’, maar dat zou veranderen met de komst van de Zoon van God, die het koninkrijk op aarde predikte. Want waar zouden wij het anders verwachten? Jezus heeft het beleden, uitgedragen, zelf gedragen, en ten slotte moeten belijden. Mensen willen maar weinig van bevrijden weten.
En toch blijven mensen geloven, uit de diepten, met het oog naar boven. Omdat daar nog iets wordt verwacht van wat wij op eigen kracht niet kunnen terwijl er een groot vermoeden van het goede bestaat. Het algemeen beleden geloof geeft veel te denken en mag worden betwijfeld. Het nodigt dichters en voorgangers uit om klare wijn te schenken over het woord dat behoudt, en daarom nooit behoudend kan zijn in vertrouwde zin. Geloof, hoop en liefde horen onder een vergrootglas, anders zingt het refrein als een mantra rond. ‘Niemand zal zichzelf kunnen zien zonder een spiegel’, dichtte Maria de Groot. Dat maakt het beeld volledig helder. Het is een getuigenis van waaruit het belijden weer mogelijk is.
Er wordt in elke afdeling van de bundel gebeden, soms luidkeels tegen de klippen op, dan weer met prevelende lippen. En nog bleef er voldoende gebed over om er een rubriek mee te vullen. Bidden luistert nauw en blijft een precair verhaal. Het boek Psalmen staat er vol mee: gebeden spontaan opgeweld uit iemands binnenste dan wel met dichterlijke aandacht opgeschreven. Allemaal mensenwerk, en dichten niet alle bidders God gedachten toe om Hem in de mond te leggen? Jezus gaf ons een standaardgebed mee dat de millennia doorstond, en in zijn voetspoor maakten mensen opnieuw gebeden, om uit te spreken of te zingen. Tot op de dag van vandaag. Omdat er in het harde gelag van de tijd een diepe behoefte blijft om hemel en aarde te verbinden. Dichters mogen vrijmoedig de rechtgeaarde woorden vinden, waarna componisten moeten worden gevonden om ze vaste grond te geven en uit te dragen op nooit gedachte vleugels.
We komen dichter bij de kerk – of laat ons zeggen: godshuis – waar het verdriet heerst van verlatenheid. Nergens konden andersgezinden zich zo verstoten voelen, en andersgeaarden onbemind. Toch valt er nog iets te vieren: de geboorte van een kind, een doop, een huwelijk in trouw, een zegen voor het leven. En ook kenmerkend voor dit van nature aandachtig gebouw van samenzijn: de uitvaart. Opdat geen dood vergeten wordt. Die van Jezus herhaalt zich in het avondmaal, gebleken uit de kleine gift van beker en schaal. Het is niet meer dan een gebaar, maar des te groter van waarde het intiemste ritueel op aarde.
Zeven rubrieken had deze bundel aanvankelijk zullen tellen, al was het maar vanwege de heilig geachte volledigheid. Het getal wil ook wat, en het liefst worden afgerond. Maar dat is een vreemde gedachte, en bovendien buiten de waard van de toekomst gerekend. Die wou graag nog iets kwijt. Dat behouden moet worden wat geschapen is, en perspectief het enige zicht op aarde is. De schepping is nooit voltooid en begint voor mensen die haar hebben weggegooid telkens opnieuw met de achtste dag. Met inbegrip van alle pijn, moet dat het eeuwige refrein zijn.
Zodoende kreeg Leeftocht er een achtste afdeling bij, onder de titel: ‘Van de stad van vrede, met de blik op dromen en niet op te geven toekomst’. Dromen bestaan zolang ze meegaan en nog geloven in ons: doeners in plaats van daders, de dubbelheid waar David als dichter al van wist, en later menig mensenkoor van zong. Zolang er dichters en componisten zijn op aarde, is de engelenzang nog niet verstomd.
Wat kleine Kobus betreft: zijn Sondeler klasgenoten waren, onder het kopje Versje, op het rapport algauw goed voor een 9 of een 10. Alleen Kobus was een grommer (zo weten we uit zijn latere bundel Sondelfal) en ‘mijn zonde was een 6’. Toch kende hij – in de berijming van het ongerijmde – de woorden van Psalm 136:1 zijn hele leven uit het hoofd. Hij wilde ze later nog weleens galmen, onbespied, als niemand luisterde. God hoorde hem brommen en zag dat het goed was.
Uit naam van de redactie, verder bestaand uit Margryt Poortstra, Gerben van der Veen en Jan de Jong,