Kerkliedwiki bundels.png
Kerkliedwiki wijst je de weg naar meer dan 10.000 liederen!

Tips nodig? Zo kun je een lied zoeken. Hier vind je een overzicht van alle liedbundels.
Wil je ons werk steunen? Hier vind je meer over doneren of koop onze unieke Ubi-cari-tas.

Meer weten of vragen over Kerkliedwiki? info@kerkmuzieknetwerk.nl
Kerkliedwiki bundels.png Kerkliedwiki wijst je de weg naar meer dan 10.000 liederen! Tips nodig? Zo kun je een lied zoeken. Hier vind je een overzicht van alle liedbundels.

Op Liturgiewerkplaats.nl bieden we je inspiratie en concrete tips rond kerkmuziek en vieren Abonneer je op de nieuwsbrief.

Wil je ons werk steunen? Hier vind je meer over doneren of koop onze unieke Ubi-cari-tas. Meer weten of vragen over Kerkliedwiki? info@kerkmuzieknetwerk.nl

Mijn geroep uit angst en vrezen: verschil tussen versies

Uit Kerkliedwiki
Ga naar: navigatie, zoeken
(Nieuwe pagina aangemaakt met '{{Infobox lied |beginregel=Mijn geroep uit angst en vrezen |Psalm=77 |Psalmberijming=Psalmberijming van 1773 |componist1=Louis Bourgeois |kop-liedbundels=Ja |JdH=37...')
 
(Hymnologische informatie)
 
(7 tussenliggende versies door 3 gebruikers niet weergegeven)
Regel 3: Regel 3:
 
|Psalm=77
 
|Psalm=77
 
|Psalmberijming=Psalmberijming van 1773
 
|Psalmberijming=Psalmberijming van 1773
 +
|dichter1=Johannes Eusebius Voet
 +
|metrisch1=8-8-7-7-8-8-7-7
 
|componist1=Louis Bourgeois
 
|componist1=Louis Bourgeois
|kop-liedbundels=Ja
+
|melodie1=Psalm 86
 +
|solmisatie1=2-2-1-2-3-4-3-2
 
|JdH=371
 
|JdH=371
 +
|Liedbundels={{Ld lb|Psalmberijming van 1773|77}}
 
}}
 
}}
 
'''Mijn geroep uit angst en vrezen''' is de beginregel van [[Psalm 77]] in de [[Psalmberijming van 1773]]. De [[Zangbundel Joh. de Heer]] heeft daarvan de strofen 6 ( '''Zou God zijn genâ vergeten''' ) en 7.
 
'''Mijn geroep uit angst en vrezen''' is de beginregel van [[Psalm 77]] in de [[Psalmberijming van 1773]]. De [[Zangbundel Joh. de Heer]] heeft daarvan de strofen 6 ( '''Zou God zijn genâ vergeten''' ) en 7.
Regel 11: Regel 15:
  
 
==Tekst==
 
==Tekst==
Beginregels van de strofen:
 
 
<poem>
 
<poem>
1 Mijn geroep uit angst en vrezen
+
1 Mijn geroep, uit angst en vreezen,
2 'k Schatte mij geheel verloren
+
Klimt tot God, het Opperwezen,
3 Slaap weerhield Gij van mijn ogen
+
God, die, in mijn ongeval,
4 'k Dacht, hoe 'k God met vreugd voor dezen
+
D’ ooren tot mij neigen zal.
5 Zou de Heer zijn gunstgenoten
+
’k Zocht Hem in mijn bange dagen;
6 Zou god zijn genâ vergeten
+
’k Bragt de nachten door meet klaagen;
7 'k Zal gedenken, hoe voor dezen
+
’k Liet niet af mijn hand en oog
8 Heilig zijn, o God, uw wegen
+
Op te heffen naar omhoog.
9 Door uw arm en alvermogen
+
 
10 Dikke wolken goten water
+
2 ’k Schatte mij geheel verlooren;
11 D' aarde sloeg van schrik aan 't beven
+
’k Mogt van geen vertroosting hooren;
 +
Als mijn ziel aan God gedacht,
 +
Loosd’ ik niet dan klagt op klagt;
 +
Peinsd’ ik aan mijn vruchtloos kermen,
 +
Vruchtloos roepen om ontfermen,
 +
Dacht ik, hoe God anders helpt,
 +
Mijne ziel werd overstelpt.
 +
 
 +
3 Slaap weêrhieldt Gij van mijn oogen;
 +
’k Was verslagen, neêrgeboogen,
 +
En, verstomd door al ’t verdriet,
 +
Wars van menschen, sprak ik niet.
 +
’k Overdacht al d’ oude dagen,
 +
Jaaren, eeuwen, gunsten, plaagen,
 +
En wat immer aan mijn ziel
 +
Van Gods hand te beurte viel.
 +
 
 +
4 ’k Dacht, hoe ’k God met vreugd voor dezen
 +
Op mijn snaaren had gepreezen;
 +
’k Overleid’ in diepe smart,
 +
’s Nachts met een mistroostig hart,
 +
En mijn geest doorzocht de reden,
 +
Waarom God die tegenheden
 +
Mij in zulk een mate zond,
 +
En wat mij te duchten stond.
 +
 
 +
5 Zou de Heer zijn gunstgenooten,
 +
Dacht ik, dan altoos verstooten?
 +
Niet goedgunstig zijn voortaan?
 +
Nimmer ons meer gadeslaan?
 +
Zouden zijn beloftenissen
 +
Verder haar vervulling missen,
 +
Vruchtloos worden afgewacht,
 +
Van geslachte tot geslacht?
 +
 
 +
Pauze
 +
 
 +
6 Zou God zijn genaê vergeeten?
 +
Nooit meer van ontferming weeten?
 +
Heeft Hij zijn barmhartigheên
 +
Door zijn gramschap afgesneên?
 +
’k Zei daarna: „dit krenkt mij ’t leven:
 +
„Maar God zal verandring geeven;
 +
„D’ Allerhoogste maakt het goed:
 +
„Na het zuure geeft Hij ’t zoet.”
 +
 
 +
7 ’k Zal gedenken, hoe voordezen
 +
Ons de Heer heeft gunst beweezen;
 +
’k Zal de wondren gadeslaan,
 +
Die Gij hebt van ouds gedaan:
 +
’k Zal naauwkeurig op uw werken,
 +
En derzelver uitkomst merken,
 +
En, in plaats van bittre klagt,
 +
Daar van spreeken dag en nacht.
 +
 
 +
8 Heilig zijn, o God! uw wegen;
 +
Niemand spreek’ uw hoogheid tegen!
 +
Wie, wie is een God als Gij,
 +
Groot van magt en heerschappij?
 +
Ja Gij zijt die God, die d’ ooren
 +
Wondren doet op wondren hooren;
 +
Gij hebt uwen roem alom
 +
Groot gemaakt bij ’t heidendom.
 +
 
 +
9 Door uw’ arm en alvermogen
 +
Hebt Gij Isrel uitgetoogen;
 +
Jakobs kindren, Josefs zaad
 +
Vrij gemaakt van Faroos haat.
 +
’t Water zag, o God! U komen;
 +
’t Water zag U, en de stroomen
 +
Steigerden vol schrik omhoog;
 +
D’ afgrond werd beroerd, en droog.
 +
 
 +
10 Dikke wolken gooten water;
 +
Hooger zwerk gaf fel geklater;
 +
Uwe pijlen, zoo geducht,
 +
Vloogen vlammend door de lucht.
 +
’t Zwaar geluid der donderslagen
 +
Deed het al in ’t ronde waagen;
 +
En de weereld werd verlicht,
 +
Door herhaalden bliksemschicht.
 +
 
 +
11 D’ aarde sloeg van schrik aan ’t beeven,
 +
Toen z’ U langs uw pad zag streeven,
 +
Zee en groote waters door,
 +
In het nooit ontdekte spoor:
 +
Toen G’ uw volk den weg bereiddet,
 +
Daar Gij ’t als een kudde leiddet:
 +
Mozes en Aärons hand
 +
Bragt hen dus naar ’t heilig land.
 
</poem>
 
</poem>
 
===Ontstaan===
 
===Ontstaan===
Regel 34: Regel 126:
  
 
==Hymnologische informatie==
 
==Hymnologische informatie==
 +
De [[Zangbundel Joh. de Heer]] biedt de strofen 6 en 7 vanaf de 1e uitgave (1905).
  
 
==Culturele informatie==
 
==Culturele informatie==

Huidige versie van 29 sep 2020 om 16:55

Dit lied is te vinden in de volgende veelgebruikte liedbundel(s):
Zangbundel Joh. de Heer 371
Mogelijk staat het ook in andere liedbundels. Kijk hiervoor in de infobox rechts, onder het kopje 'Liedbundels'.
Mijn geroep uit angst en vrezen
Psalm 77
Schrijver Asaf (volgens opschrift)
Type Klaagzang
Latijnse titel Voce mea ad Dominum
Vulgaat Psalm 76
Berijming Psalmberijming van 1773
Tekst
Dichter Johannes Eusebius Voet
Metrisch 8-8-7-7-8-8-7-7
Muziek
Componist Louis Bourgeois
Melodie Psalm 86
Solmisatie 2-2-1-2-3-4-3-2
Liedbundels
Zangbundel Joh. de Heer 371
Psalmberijming van 1773 77

Mijn geroep uit angst en vrezen is de beginregel van Psalm 77 in de Psalmberijming van 1773. De Zangbundel Joh. de Heer heeft daarvan de strofen 6 ( Zou God zijn genâ vergeten ) en 7.

Opname beluisteren

Tekst

1 Mijn geroep, uit angst en vreezen,
Klimt tot God, het Opperwezen,
God, die, in mijn ongeval,
D’ ooren tot mij neigen zal.
’k Zocht Hem in mijn bange dagen;
’k Bragt de nachten door meet klaagen;
’k Liet niet af mijn hand en oog
Op te heffen naar omhoog.

2 ’k Schatte mij geheel verlooren;
’k Mogt van geen vertroosting hooren;
Als mijn ziel aan God gedacht,
Loosd’ ik niet dan klagt op klagt;
Peinsd’ ik aan mijn vruchtloos kermen,
Vruchtloos roepen om ontfermen,
Dacht ik, hoe God anders helpt,
Mijne ziel werd overstelpt.

3 Slaap weêrhieldt Gij van mijn oogen;
’k Was verslagen, neêrgeboogen,
En, verstomd door al ’t verdriet,
Wars van menschen, sprak ik niet.
’k Overdacht al d’ oude dagen,
Jaaren, eeuwen, gunsten, plaagen,
En wat immer aan mijn ziel
Van Gods hand te beurte viel.

4 ’k Dacht, hoe ’k God met vreugd voor dezen
Op mijn snaaren had gepreezen;
’k Overleid’ in diepe smart,
’s Nachts met een mistroostig hart,
En mijn geest doorzocht de reden,
Waarom God die tegenheden
Mij in zulk een mate zond,
En wat mij te duchten stond.

5 Zou de Heer zijn gunstgenooten,
Dacht ik, dan altoos verstooten?
Niet goedgunstig zijn voortaan?
Nimmer ons meer gadeslaan?
Zouden zijn beloftenissen
Verder haar vervulling missen,
Vruchtloos worden afgewacht,
Van geslachte tot geslacht?

Pauze

6 Zou God zijn genaê vergeeten?
Nooit meer van ontferming weeten?
Heeft Hij zijn barmhartigheên
Door zijn gramschap afgesneên?
’k Zei daarna: „dit krenkt mij ’t leven:
„Maar God zal verandring geeven;
„D’ Allerhoogste maakt het goed:
„Na het zuure geeft Hij ’t zoet.”

7 ’k Zal gedenken, hoe voordezen
Ons de Heer heeft gunst beweezen;
’k Zal de wondren gadeslaan,
Die Gij hebt van ouds gedaan:
’k Zal naauwkeurig op uw werken,
En derzelver uitkomst merken,
En, in plaats van bittre klagt,
Daar van spreeken dag en nacht.

8 Heilig zijn, o God! uw wegen;
Niemand spreek’ uw hoogheid tegen!
Wie, wie is een God als Gij,
Groot van magt en heerschappij?
Ja Gij zijt die God, die d’ ooren
Wondren doet op wondren hooren;
Gij hebt uwen roem alom
Groot gemaakt bij ’t heidendom.

9 Door uw’ arm en alvermogen
Hebt Gij Isrel uitgetoogen;
Jakobs kindren, Josefs zaad
Vrij gemaakt van Faroos haat.
’t Water zag, o God! U komen;
’t Water zag U, en de stroomen
Steigerden vol schrik omhoog;
D’ afgrond werd beroerd, en droog.

10 Dikke wolken gooten water;
Hooger zwerk gaf fel geklater;
Uwe pijlen, zoo geducht,
Vloogen vlammend door de lucht.
’t Zwaar geluid der donderslagen
Deed het al in ’t ronde waagen;
En de weereld werd verlicht,
Door herhaalden bliksemschicht.

11 D’ aarde sloeg van schrik aan ’t beeven,
Toen z’ U langs uw pad zag streeven,
Zee en groote waters door,
In het nooit ontdekte spoor:
Toen G’ uw volk den weg bereiddet,
Daar Gij ’t als een kudde leiddet:
Mozes en Aärons hand
Bragt hen dus naar ’t heilig land.

Ontstaan

Inhoud

Muziek

Muziekuitgaven

Hymnologische informatie

De Zangbundel Joh. de Heer biedt de strofen 6 en 7 vanaf de 1e uitgave (1905).

Culturele informatie

Literatuur

Externe links

Beginnetje 2.png Dit artikel is helaas nog slechts een beginnetje. Kerkliedwiki nodigt u uit uw kennis te delen door het artikel te verbeteren.