Tips nodig? Zo kun je een lied zoeken. Hier vind je een overzicht van alle liedbundels.
Wil je ons werk steunen? Hier vind je meer over doneren of koop onze unieke Ubi-cari-tas.
|
O Heer, die daar des hemels tente spreidt
Mogelijk staat het ook in andere liedbundels. Kijk hiervoor in de infobox rechts, onder het kopje 'Liedbundels'.
O Heer, die daar des hemels tente spreidt | |
Vorm | Strofelied |
Herkomst | |
Taal | Nederlands |
Land | Nederland |
Periode | 1585 |
Tekst | |
Dichter | Adriaan Valerius |
Metrisch | 10-10-11-11-4-4-6-4-4-6 |
Muziek | |
Melodie | O Heer, die daar des hemels tente spreidt |
Herkomst | Valerius’ Neder-landtsche gedenck-clanck 1628 |
Solmisatie | 3-1-2-3-3-2-1-1-7-1 |
Liedbundels | |
Liedboek voor de kerken Gezang 412 | |
Zangbundel Joh. de Heer 756 | |
119 Gezangen 68 | |
Gezangboek der ELK 277 | |
Hervormde Bundel 1938 303 | |
Laus Deo 1147 |
O Heer, die daar des hemels tente spreidt is een lied uit Valerius gedenck-klanck, geschreven door Adriaan Valerius op een Engelse melodie uit de 16e eeuw.
Inhoud
Opname beluisteren
Tekst
Ontstaan
Volgens de Zangbundel Joh. de Heer is dit een danklied voor de hulp, door koningin Elisabeth van Engeland beloofd in 1585
=Tekst
<poem> 1. O Heer, die daar des hemels tente spreidt, en wat op aard is, hebt alleen bereid, het schuimig woelig meer kunt maken stille, en alles doet naar Uwe lieve wille! Wij slaan het oog tot U omhoog, die ons in angst en nood verlossen kondt tot alles stond, ja zelfs ook van de dood!
2. Als gij, o vrome dikwijls hebt gesmaakt, vermaakt u nu vrij, dat 't uw harte raakt! Loof God de Heer met zingen en met spelen en roept vrij uit tezaam met luider kelen: Hadd' ons de Heer, Hem zij al d'eer, alzo niet bijgestaan, wij waren lang, ons was zo bang, al in de druk vergaan, <poem>
Muziek
Muziekuitgaven
Zie O Heer, die daar des hemels tente spreidt (melodie) voor een overzicht van alle (orgel)literatuur en koorbewerkingen van deze melodie.
Hymnologische informatie
Culturele informatie
Literatuur
Toelichting: Arie Eikelboom, Hymnologie XIV, blz. 440-441