Tips nodig? Zo kun je een lied zoeken. Hier vind je een overzicht van alle liedbundels.
Wil je ons werk steunen? Hier vind je meer over doneren of koop onze unieke Ubi-cari-tas.
|
Uit staat en stand en wijsheid losgewoeld: verschil tussen versies
k (Ellen van der Sar heeft pagina Uit staat en stand (1) hernoemd naar Uit staat en stand en wijsheid losgewoeld) |
|
(geen verschil)
|
Versie van 12 mrt 2016 om 19:01
Mogelijk staat het wel in andere liedbundels. Kijk hiervoor in de infobox rechts, onder het kopje 'Liedbundels'.
Uit staat en stand en wijsheid losgewoeld Uit staat en stand | |
Vorm | Strofelied |
Herkomst | |
Taal | Nederlands |
Land | Nederland |
Periode | 20e eeuw |
Tekst | |
Dichter | Huub Oosterhuis |
Bijbelplaats | Jesaja 6:13 |
Metrisch | 10-9-10-10 |
Muziek | |
Componist | Bernard Huijbers (a) Antoine Oomen (b) |
Solmisatie | 4-3-3-2-7-1-2-3-3-2 (a) 5-6-7-1-5-6-5-4-4-3 (b) |
Huub Oosterhuis schreef de tekst van Uit staat en stand en wijsheid losgewoeld. Zowel Bernard Huijbers als Antoine Oomen schreven er een melodie bij.
Tekst
Het lied bestaat uit drie strofen die nauw op elkaar aansluiten. De drie strofen beschrijven een ontwikkeling die wij allemaal doormaken: de weg die wij moeten gaan vanuit onszelf naar een ander toe, waarbij die ander ook God kan zijn. De eerste strofe gaat over een boom - een plataan - die ontworteld is. Het is het beeld van de mens die losgeraakt is van wijsheid, staat en stand. Het is hetzelfde beeld dat Job gebruikt in het veertiende hoofdstuk: Maar voor een boom, als hij wordt omgehakt, is er nog hoop, want nieuwe takken zullen ontspruiten. Oosterhuis schrijft dan: 'Een vlaag van knoppen die op springen staan'.
'Losgeraakt, ontworteld, weggevlucht' zingt de tweede strofe. Naar waar niets meer is, 'boomgrens voorbij'; daar kom je op adem, daar is niemand meer dan jij, daar kom je jezelf tegen en daar begint de weg naar iemand toe. Daar begint het verlangen 'tot ik hem en hij mij vinden zal / en hoe'. Daar kun je niet meer slapen, want 'een zee van dromen gaat in mij tekeer', zingt de derde strofe. (Ad de Keyzer bespreekt dit lied in 'Tussen de regels : commentaar bij een twintigtal liturgische gezangen', p. 62-64, op basis waarvan bovenstaande toelichting is samengevat.)