Tips nodig? Zo kun je een lied zoeken. Hier vind je een overzicht van alle liedbundels.
Wil je ons werk steunen? Hier vind je meer over doneren of koop onze unieke Ubi-cari-tas.
|
Welzalig 't huis, o Heiland onzer zielen: verschil tussen versies
k (→Tekst) |
(→Tekst) |
||
Regel 63: | Regel 63: | ||
ins große, freie, schöne Vaterhaus. | ins große, freie, schöne Vaterhaus. | ||
</poem> | </poem> | ||
− | * | + | * Tekst uit de [[Vervolgbundel op de Evangelische Gezangen]] (207): |
<poem> | <poem> | ||
− | 1 | + | 1 Welzalig ’t huis, o Heiland onzer zielen! |
− | Welzalig | + | Waar Gij de vreugd, waar Gij de vriend van zijt; |
− | + | Waar allen zaâm voor God als Vader knielen, | |
− | + | En aan zijn dienst zich ieder heeft gewijd; | |
− | + | Waar aller oog blijft aan uw wenken hangen; | |
− | Waar aller oog blijft aan uw wenken hangen | + | Waar aller hart voor U van liefde slaat; |
− | + | Waar aller mond U groot maakt met gezangen; | |
− | + | Waar aller voet op uwe wegen gaat. | |
− | |||
− | 2 | + | 2 Welzalig, waar uw liefd’, o Heer! de band is |
− | Welzalig, waar uw | + | Die man en vrouw ten naauwste zaâm verbindt; |
− | + | Waar beider ziel op ’t innigste verwant is, | |
− | Waar beider ziel op | + | Daar iedre dag hen aan uw voeten vindt; |
− | + | Waar zij in U zich eeuwig één gevoelen | |
− | Waar zij in U zich eeuwig | + | En, vast aan U in lief en leed verkleefd, |
− | + | Geen hooger heil begeeren noch bedoelen, | |
− | + | Dan dat in God zijn bron en oorsprong heeft. | |
− | |||
− | 3 | + | 3 Welzalig ’t huis, waar men de huwlijkspanden |
− | Welzalig | + | Met biddend hart U, Heer! in d’ armen draagt |
− | + | En van uw mild’ en liefderijke handen | |
− | + | Voor ’t kinderhoofd reeds vroeg uw zegen vraagt; | |
− | + | Waar zij reeds vroeg zich om uw schoot verzaâmlen | |
− | Waar zij reeds vroeg zich om uw schoot | + | En luistren, wat uw liefdestem verkondt; |
− | + | Waar zij, hoe jong, reeds Gode ’t loflied staamlen, | |
− | Waar zij, hoe jong, reeds | + | Dat lieflijk schoon klinkt in der kindren mond. |
− | |||
− | 4 | + | 4 Welzalig ’t huis, waar U de dienstbren eeren |
− | Welzalig | + | En, wetend dat uw oog hen gadeslaat, |
− | + | Hun arbeid doen, als d’ arbed hunner Heeren, | |
− | + | Uw naam ter eer en met een blij gelaat; | |
− | + | Waar ieder werk met U wordt ondernomen | |
− | + | En iedre taak, al wat hun hand verrigt, | |
− | + | Met d’ eigen trouw wordt heilig nagekomen, | |
− | + | De kleinste last, gelijk de zwaarste pligt. | |
− | |||
− | 5 | + | 5 Welzalig ’t huis, dat rijk met vreugd gezegend, |
− | Welzalig | ||
U niet vergeet, maar zich in U verblijdt. | U niet vergeet, maar zich in U verblijdt. | ||
− | Welzalig | + | Welzalig ’t huis door ziekt’ en smart bejegend, |
− | + | Als Gij, o Heer! daar Arts en Trooster zijt: | |
− | Dan zullen | + | Dan zullen w’ eens, aan d’ avond van ons leven, |
− | + | Ontslapen in ’t vertrouwen op uw kruis | |
− | + | En ’t aardsche huis, ons hier ter woon gegeven, | |
− | + | Verwisslen met Gods heerlijk Vaderhuis. | |
</poem> | </poem> | ||
===Ontstaan=== | ===Ontstaan=== |
Versie van 28 apr 2020 om 13:52
Mogelijk staat het ook in andere liedbundels. Kijk hiervoor in de infobox rechts, onder het kopje 'Liedbundels'.
Welzalig 't huis, o Heiland onzer zielen | |
Herkomst | |
Titel | O selig Haus |
Tekst | |
Dichter | Karl J. P. Spitta |
Vertaler | Bernard ter Haar |
Muziek | |
Componist | Johannes Gijsbertus Bastiaans (a) |
Melodie | Duitse melodie (b) |
Liedbundels | |
Zangbundel Joh. de Heer 842 (a) |
Welzalig 't huis, o Heiland onzer zielen is de vertaling, in laatste instantie door Bernard ter Haar9 1806-1880) van O selig Haus van Karl J.P. Spitta. Naast de melodie van Johannes Gijsbertus Bastiaans is ook een andere, Duitse melodie in gebruik.,
Inhoud
Opname beluisteren
- Duitse melodie
https://hymnary.org/media/fetch/192627
Tekst
- O selig Haus
1)
O selig Haus, wo man dich aufgenommen,
du wahrer Seelenfreund, Herr Jesus Christ,
wo unter allen Gästen, die da kommen,
du der gefeiertste und liebste bist;
wo alle Herzen dir entgegenschlagen
und aller Augen freudig auf dich sehn,
wo aller Lippen dein Gebot erfragen
und alle deines Winks gewärtig stehn.
2)
O selig Haus, wo Mann und Frau in einer,
in deiner Liebe eines Geistes sind,
als beide eines Heils gewürdigt, keiner
im Glaubensgrunde anders ist gesinnt.
Wo beide unzertrennbar an dir hangen
in Lieb und Leid, Gemach und Ungemach,
und nur bei dir zu bleiben stets verlangen
an jedem guten wie am bösen Tag.
3)
O selig Haus, wo man die lieben Kleinen
mit Händen des Gebets an's Herz dir legt,
du Freund der Kinder, der sie als die Seinen
mit mehr als Mutterliebe hegt und pflegt.
Wo sie zu deinen Füßen gern sich sammeln
und horchen deiner guten Rede zu,
und lernen früh dein Lob mit Freuden stammeln,
sich deiner freun, du lieber Heiland, du!
4)
O selig Haus, wo du die Freude teilest,
wo man bei keiner Freude dein vergisst;
o selig Haus, wo du die Wunden heilest
und aller Arzt und aller Tröster bist, -
bis jeder einst sein Tagewerk vollendet,
und bis sie endlich alle ziehen aus
dahin, woher der Vater dich gesendet,
ins große, freie, schöne Vaterhaus.
- Tekst uit de Vervolgbundel op de Evangelische Gezangen (207):
1 Welzalig ’t huis, o Heiland onzer zielen!
Waar Gij de vreugd, waar Gij de vriend van zijt;
Waar allen zaâm voor God als Vader knielen,
En aan zijn dienst zich ieder heeft gewijd;
Waar aller oog blijft aan uw wenken hangen;
Waar aller hart voor U van liefde slaat;
Waar aller mond U groot maakt met gezangen;
Waar aller voet op uwe wegen gaat.
2 Welzalig, waar uw liefd’, o Heer! de band is
Die man en vrouw ten naauwste zaâm verbindt;
Waar beider ziel op ’t innigste verwant is,
Daar iedre dag hen aan uw voeten vindt;
Waar zij in U zich eeuwig één gevoelen
En, vast aan U in lief en leed verkleefd,
Geen hooger heil begeeren noch bedoelen,
Dan dat in God zijn bron en oorsprong heeft.
3 Welzalig ’t huis, waar men de huwlijkspanden
Met biddend hart U, Heer! in d’ armen draagt
En van uw mild’ en liefderijke handen
Voor ’t kinderhoofd reeds vroeg uw zegen vraagt;
Waar zij reeds vroeg zich om uw schoot verzaâmlen
En luistren, wat uw liefdestem verkondt;
Waar zij, hoe jong, reeds Gode ’t loflied staamlen,
Dat lieflijk schoon klinkt in der kindren mond.
4 Welzalig ’t huis, waar U de dienstbren eeren
En, wetend dat uw oog hen gadeslaat,
Hun arbeid doen, als d’ arbed hunner Heeren,
Uw naam ter eer en met een blij gelaat;
Waar ieder werk met U wordt ondernomen
En iedre taak, al wat hun hand verrigt,
Met d’ eigen trouw wordt heilig nagekomen,
De kleinste last, gelijk de zwaarste pligt.
5 Welzalig ’t huis, dat rijk met vreugd gezegend,
U niet vergeet, maar zich in U verblijdt.
Welzalig ’t huis door ziekt’ en smart bejegend,
Als Gij, o Heer! daar Arts en Trooster zijt:
Dan zullen w’ eens, aan d’ avond van ons leven,
Ontslapen in ’t vertrouwen op uw kruis
En ’t aardsche huis, ons hier ter woon gegeven,
Verwisslen met Gods heerlijk Vaderhuis.
Ontstaan
Inhoud
Muziek
Muziekuitgaven
Hymnologische informatie
Culturele informatie
Literatuur
Externe links
Dit artikel is helaas nog slechts een beginnetje. Kerkliedwiki nodigt u uit uw kennis te delen door het artikel te verbeteren. |