Tips nodig? Zo kun je een lied zoeken. Hier vind je een overzicht van alle liedbundels.
Wil je ons werk steunen? Hier vind je meer over doneren of koop onze unieke Ubi-cari-tas.
|
Hoe lief'lijk, hoe vol heilgenot: verschil tussen versies
(→Tekst) |
|||
Regel 18: | Regel 18: | ||
==Tekst== | ==Tekst== | ||
− | |||
<poem> | <poem> | ||
− | 1 Hoe | + | 1 Hoe lieflijk, hoe vol heilgenot, |
− | 2 Zelfs vindt de | + | O Heer, der legerschaaren God! |
+ | Zijn mij uw huis en tempelzangen! | ||
+ | Hoe branden mijn geneegenheên, | ||
+ | Om ’s Heeren voorhof in te treên! | ||
+ | Mijn ziel bezwijkt van sterk verlangen: | ||
+ | Mijn hart roept uit tot God, die leeft, | ||
+ | En aan mijn ziel het leven geeft. | ||
+ | |||
+ | 2 Zelfs vindt de musch een huis, o Heer! | ||
+ | De zwaluw legt haar jongskens neêr | ||
+ | In ’t kunstig nest, bij uw altaaren, | ||
+ | Bij U, mijn Koning! en mijn God! | ||
+ | Verwacht mijn ziel een heilrijk lot, | ||
+ | Geduchte Heer der legerschaaren! | ||
+ | Welzalig hij, die bij U woont, | ||
+ | Gestaâg U prijst en eerbied toont. | ||
+ | |||
3 Welzalig hij, die al zijn kracht | 3 Welzalig hij, die al zijn kracht | ||
− | 4 Zij gaan van kracht tot kracht steeds voort | + | En hulp alleen van U verwacht, |
− | 5 O God | + | Die kiest de welgebaande wegen: |
− | 6 Want God de Heer, | + | Steekt hen de heete middagzon |
+ | In ’t moerbeidal, Gij zijt hun bron, | ||
+ | En stort op hen een’ milden regen, | ||
+ | Een’ regen, die hen overdekt, | ||
+ | Verkwikt, en hun tot zegen strekt. | ||
+ | |||
+ | Pauze | ||
+ | |||
+ | 4 Zij gaan van kracht tot kracht steeds voort; | ||
+ | Elk hunner zal, in ’t zalig oord | ||
+ | Van Sion, haast voor God verschijnen: | ||
+ | Let, Heer der legerschaaren, let | ||
+ | Op mijn ootmoedig smeekgebed; | ||
+ | Ai! laat mij niet van druk verkwijnen; | ||
+ | Leen mij een toegeneegen oor, | ||
+ | O Jakobs God! geef mij gehoor. | ||
+ | |||
+ | 5 O God! die ons ten schilde zijt, | ||
+ | En ons voor alle ramp bevrijdt, | ||
+ | Aanschouw toch uw’ gezalfden Koning. | ||
+ | Eén dag is in uw huis mij meer | ||
+ | Dan duizend, daar ik U ontbeer: | ||
+ | ’k Waar’ liever in mijns Bondgods wooning | ||
+ | Een dorpelwachter, dan gewend | ||
+ | Aan d’ ijdle vreugd in ’s boozen tent. | ||
+ | |||
+ | 6 Want God, de Heer, zoo goed, zoo mild, | ||
+ | Is ’t allen tijd’ een zon en schild; | ||
+ | Hij zal genaad’ en eere geeven: | ||
+ | Hij zal hun ’t goede nieet in nood | ||
+ | Onthouden, zelfs niet in den dood, | ||
+ | Die in oprechtheid voor Hem leeven. | ||
+ | Welzalig, Heer, die op U bouwt, | ||
+ | En zich geheel aan U vertrouwt. | ||
</poem> | </poem> | ||
Versie van 25 sep 2020 om 23:02
Mogelijk staat het ook in andere liedbundels. Kijk hiervoor in de infobox rechts, onder het kopje 'Liedbundels'.
Hoe lief'lijk, hoe vol heilgenot | ||
Vorm | Strofelied | |
Herkomst | ||
Taal | Nederlands | |
Land | Nederland | |
Periode | 1773 | |
Psalm 84 | ||
Schrijver | Zonen van Korach (volgens opschrift) | |
Latijnse titel | Quam dilecta! | |
Vulgaat | Psalm 83 | |
Berijming | Psalmberijming van 1773 | |
Tekst | ||
Metrisch | 8-8-9-8-8-9-8-8 | |
Muziek | ||
Componist | Maistre Pierre | |
Solmisatie | 1-5-4-3-2-1-2-3 | |
Liedbundels | ||
Op Toonhoogte 2015 33 | ||
Zangbundel Joh. de Heer 357 | ||
Op Toonhoogte 19 | ||
Psalmberijming van 1773 84 |
Hoe lief'lijk, hoe vol heilgenot is de beginregel van Psalm 84 in de Psalmberijming van 1773, en in zijn geheel opgenomen in de Zangbundel Joh. de Heer
Inhoud
Opname beluisteren
Tekst
1 Hoe lieflijk, hoe vol heilgenot,
O Heer, der legerschaaren God!
Zijn mij uw huis en tempelzangen!
Hoe branden mijn geneegenheên,
Om ’s Heeren voorhof in te treên!
Mijn ziel bezwijkt van sterk verlangen:
Mijn hart roept uit tot God, die leeft,
En aan mijn ziel het leven geeft.
2 Zelfs vindt de musch een huis, o Heer!
De zwaluw legt haar jongskens neêr
In ’t kunstig nest, bij uw altaaren,
Bij U, mijn Koning! en mijn God!
Verwacht mijn ziel een heilrijk lot,
Geduchte Heer der legerschaaren!
Welzalig hij, die bij U woont,
Gestaâg U prijst en eerbied toont.
3 Welzalig hij, die al zijn kracht
En hulp alleen van U verwacht,
Die kiest de welgebaande wegen:
Steekt hen de heete middagzon
In ’t moerbeidal, Gij zijt hun bron,
En stort op hen een’ milden regen,
Een’ regen, die hen overdekt,
Verkwikt, en hun tot zegen strekt.
Pauze
4 Zij gaan van kracht tot kracht steeds voort;
Elk hunner zal, in ’t zalig oord
Van Sion, haast voor God verschijnen:
Let, Heer der legerschaaren, let
Op mijn ootmoedig smeekgebed;
Ai! laat mij niet van druk verkwijnen;
Leen mij een toegeneegen oor,
O Jakobs God! geef mij gehoor.
5 O God! die ons ten schilde zijt,
En ons voor alle ramp bevrijdt,
Aanschouw toch uw’ gezalfden Koning.
Eén dag is in uw huis mij meer
Dan duizend, daar ik U ontbeer:
’k Waar’ liever in mijns Bondgods wooning
Een dorpelwachter, dan gewend
Aan d’ ijdle vreugd in ’s boozen tent.
6 Want God, de Heer, zoo goed, zoo mild,
Is ’t allen tijd’ een zon en schild;
Hij zal genaad’ en eere geeven:
Hij zal hun ’t goede nieet in nood
Onthouden, zelfs niet in den dood,
Die in oprechtheid voor Hem leeven.
Welzalig, Heer, die op U bouwt,
En zich geheel aan U vertrouwt.
Ontstaan
Inhoud
Muziek
Muziekuitgaven
Hymnologische informatie
Culturele informatie
Literatuur
Externe links
Dit artikel is helaas nog slechts een beginnetje. Kerkliedwiki nodigt u uit uw kennis te delen door het artikel te verbeteren. |