162 |
In het begin lag de aarde verloren |
Het lied van het begin.
|
163a |
Zeshonderd jaar is Noach oud (de Sutter) |
Noach, de ark en de dieren.
|
163b |
Zeshonderd jaar is Noach oud (Bos) |
Noach, de ark en de dieren.
|
164 |
Zij is een vrouw van naam in Israël |
Lied van Sarah.
|
165 |
Wat moet je met die zilveren schaal |
Jakobs bedrog.
|
166a |
Hij wandelt in zijn koningsjas |
|
166b |
Jozef zoekt zijn grote broers |
|
167 |
Weet jij ook waar Mozes is |
Het lied van Mozes.
|
168 |
When Israel was in Egypt's land |
Go down Moses.
|
169 |
De koning van Egypteland |
Het lied van Mozes en Mirjam.
|
170 |
Samuël, Samuël, lig je te dromen |
|
171 |
David werd gekozen boven alles uit |
David.
|
172 |
Een rijke man, een man van niets |
Ballade van de dwaze man en de rijke vrouw.
|
173 |
Kom mee, zei David, allemaal |
David danst.
|
174 |
Naäman woonde in het land naast Israël |
Naäman.
|
175 |
Wij hebben een sterke stad |
Van de sterke stad.
|
176 |
Om Sions wil zwijg ik niet stil |
Het wachtwoord.
|
176a |
Om Sions wil zwijg ik niet stil (canon) |
|
177 |
Daar komt een man uit Anatot |
Jeremia.
|
178 |
Wie wil uit zijn hokje komen |
Bij Jona met zijn stad.
|
179 |
Meisje sta op |
Het dochtertje van Jaïrus.
180 || De heer gaat naar het buitenland || De heer deelt zijn talenten uit.
181 || Een heel klein zaadje ||
182 || Blinde man, ga voort gij || De blinde bedelaar.
183 || Een zaaier zaaide zaad in 't rond ||
184 || De herder heeft zich niet vergist || De herder.
185 || Een jongen met een grote mond || De verloren zoon.
186 || Er is geen plaats || Zacheüs.
187 || Runderen, schapen en duiven te koop || De tempelreiniging.
188 || Bij de Jakobsbron ||
189 || Daar gaat Saulus ||
|