Dit lied is te vinden in de volgende veelgebruikte liedbundel(s):
Liedboek voor de kerken Gezang 465 Op Toonhoogte 2015 212 Mogelijk staat het ook in andere liedbundels. Kijk hiervoor in de infobox rechts, onder het kopje 'Liedbundels'.
Van U zijn alle dingen is een lied met tekst van Jan de Liefde (1814-1869) en muziek van Johannes Gijsbertus Bastiaans (1812-1875).
Opname beluisteren
- Samenzang Nederland zingt:
- <videoflash>8riKjXNHoOQ|300|170</videoflash>
Tekst
De tekst is er in twee versies:
Oudste versie
|
Latere versie
|
1
Van U zijn alle dingen,
van U, o God, alleen,
van U de zegeningen,
o hoorder der gebeen!
Uw liefd' en trouw omringen
mijn wankelende schreen,
en wat w' ooit goeds ontvingen,
het is van U alleen!
2
Gij riep mij in het leven
tot uwe heerlijkheid;
Gij hebt m' uw woord gegeven
tot mijne zaligheid;
Gij hebt in vrucht'bre dreven
mij trouwelijk geleid,
en mij een hoorn verheven
van heil, door U bereid.
3
Gij wacht niet tot wij vragen,
voorkomt zelfs onze bee,
Gij helpt niet enkel dragen,
maar draagt ons zelven mee.
Gij heelt zelfs in uw plagen,
vertroost ons in het wee,
en onder alle slagen
schenkt Gij aan 't hart uw vree.
4
Hoe kent Gij al mijn noden,
waarin Gij trouw voorziet!
Gij geeft geen steen voor broden,
een slang voor vissen niet!
Wie komt tot U gevloden,
wien Gij geen hulpe biedt?
Gij laat de zondaar noden.
nog eer hij tot U vliedt.
5
O mocht ik U beminnen,
gelijk Gij mij bemint,
en heil'ge vrees van binnen
mij leiden als uw kind!
Mocht ik die rijkdom winnen,
die roest nog mot verslindt,
en werden nooit mijn zinnen
door ijd'le glans verblind!
6
U zal ik eeuwig eren,
die eeuw'ge goedheid zijt!
U blijv', o Heer der heren,
geheel mijn hart gewijd!
Wat kan ik niet ontberen,
wanneer uw hand mij leidt,
wat vuriger begeren
dan uwe heerlijkheid!
|
1
Van U zijn alle dingen,
van U, o God en Heer,
van U de zegeningen
die 'k biddende begeer.
Gij wilt mijn weg omringen
met liefde wijs en teer.
Wat wij ooit goeds ontvingen,
het is van U, o Heer.
2
Nog voor wij U iets vragen,
voorkomt Gij ons gebed.
Gij hebt aleer wij klagen,
op onze nood gelet.
Gij helpt de last ons dragen,
Gij steunt bij elke tred,
zelfs bij de zwaarste plagen
zijt Gij de God die redt.
3
Hoe kent Gij al mijn noden,
waarin Gij trouw voorziet.
Gij geeft geen steen voor broden,
een slang voor vissen niet!
Wie komt tot U gevloden,
wien Gij geen redding biedt?
Gij laat de zondaar noden,
nog eer hij tot U vliedt.
4
O mocht ik U beminnen
gelijk Gij mij bemint,
laat heil'ge vrees van binnen
mij leiden als uw kind!
Mocht ik die rijkdom winnen,
die roest noch mot verslindt,
en werden nooit mijn zinnen
door ijd'le glans verblind!
5
U zal ik eeuwig eren,
die eeuw'ge goedheid zijt!
U blijve, Heer der heren,
geheel mijn hart gewijd.
Wat kan ik niet ontberen
wanneer uw hand mij leidt,
wat vuriger begeren
dan uwe heerlijkheid!
|
Hymnologische informatie
De tekst in de Gele Zangbundel is een compilatie, samengesteld door Bernard ter Haar. Vers 1 is overgenomen uit strofe 1 Hervormde bundel 1938, vers 2 en 3 zijn overgenomen uit Gezang 427 in het Liedboek voor de kerken, Beveel gerust uw wegen strofe 1 en 2.