Kerkliedwiki bundels.png
Kerkliedwiki wijst je de weg naar meer dan 10.000 liederen!

Tips nodig? Zo kun je een lied zoeken. Hier vind je een overzicht van alle liedbundels.
Wil je ons werk steunen? Hier vind je meer over doneren of koop onze unieke Ubi-cari-tas.

Meer weten of vragen over Kerkliedwiki? info@kerkmuzieknetwerk.nl
Kerkliedwiki bundels.png Kerkliedwiki wijst je de weg naar meer dan 10.000 liederen! Tips nodig? Zo kun je een lied zoeken. Hier vind je een overzicht van alle liedbundels.

Op Liturgiewerkplaats.nl bieden we je inspiratie en concrete tips rond kerkmuziek en vieren Abonneer je op de nieuwsbrief.

Wil je ons werk steunen? Hier vind je meer over doneren of koop onze unieke Ubi-cari-tas. Meer weten of vragen over Kerkliedwiki? info@kerkmuzieknetwerk.nl

Looft den HEER, want Hij is goed: verschil tussen versies

Uit Kerkliedwiki
Ga naar: navigatie, zoeken
k
 
(8 tussenliggende versies door 2 gebruikers niet weergegeven)
Regel 4: Regel 4:
 
|Psalm=136
 
|Psalm=136
 
|Psalmberijming=Psalmberijming van 1773
 
|Psalmberijming=Psalmberijming van 1773
|kop-liedbundels=Ja
+
|dichter1=Genootschap Laus Deo, Salus Populo
|Ps1773=136
+
|metrisch1=7-7-7-7
 +
|componist2=Walter Bond Gilbert
 +
|componist2-v=b
 +
|melodie1=Psalm 136
 +
|melodie1-v=a
 +
|melodie2=Maidstone
 +
|melodie2-v=b
 +
|herkomst melodie1=Genève 1562
 +
|herkomst melodie1-v=a
 +
|solmisatie1=5-5-1-2-3-4-5
 +
|solmisatie1-v=a
 +
|solmisatie2=5-6-7-1-2-3-4-3-2-3
 +
|solmisatie2-v=b
 +
|OT2=66
 +
|Liedbundels={{Ld lb|Psalmberijming van 1773|136}}{{Ld lb|Opwekkingsliederen Bromet|141}}
 
}}
 
}}
 
'''Looft den HEER, want Hij is goed''' is een berijming van [[Psalm 136]] in de [[psalmberijming van 1773]].
 
'''Looft den HEER, want Hij is goed''' is een berijming van [[Psalm 136]] in de [[psalmberijming van 1773]].
Regel 11: Regel 25:
 
===Tekst===
 
===Tekst===
 
<poem>
 
<poem>
1. Looft den HEER, want Hij is goed;
+
Psalm 136
 +
1 Looft den Heer, want Hij is goed;
 
Looft Hem met een blij gemoed;
 
Looft Hem met een blij gemoed;
Want Zijn gunst, alom verspreid,
+
Want zijn gunst, alom verspreid,
 
Zal bestaan in eeuwigheid.
 
Zal bestaan in eeuwigheid.
  
2. Looft den groten God, Wiens troon
+
2 Looft den grooten God, wiens troon
Hoger rijst dan die der goôn;
+
Hooger rijst dan die der goôn;
Want Zijn gunst, alom verspreid,
+
Want zijn gunst, alom verspreid,
 
Zal bestaan in eeuwigheid.
 
Zal bestaan in eeuwigheid.
  
3. Looft der heren Opperheer;
+
3 Looft der heeren Opperheer;
Buigt u need'rig voor Hem neer;
+
Buigt u needrig voor Hem neêr;
Want Zijn gunst, alom verspreid,
+
Want zijn gunst, alom verspreid,
 
Zal bestaan in eeuwigheid.
 
Zal bestaan in eeuwigheid.
  
4. Looft Gods macht, die onbeperkt,
+
4 Looft Gods magt, die onbeperkt,
Gadeloze wond'ren werkt;
+
Gadelooze wondren werkt;
Want Zijn gunst, alom verspreid,
+
Want zijn gunst, alom verspreid,
 
Zal bestaan in eeuwigheid.
 
Zal bestaan in eeuwigheid.
  
5. Looft Gods wijsheid; door Zijn woord
+
5 Looft Gods wijsheid: door zijn woord
Bracht Hij al de heem'len voort;
+
Bragt Hij al de heemlen voort;
Want Zijn gunst, alom verspreid,
+
Want zijn gunst, alom verspreid,
 
Zal bestaan in eeuwigheid.
 
Zal bestaan in eeuwigheid.
  
6. D' aard' hief uit der waat'ren schoot
+
6 D’ aard hief uit der waatren schoot
Zich omhoog, toen God 't gebood;
+
Zich omhoog, toen ’t God gebood;
Want Zijn gunst, alom verspreid,
+
Want zijn gunst, alom verspreid,
 
Zal bestaan in eeuwigheid.
 
Zal bestaan in eeuwigheid.
  
7. God schiep aan des hemels trans
+
7 God schiep aan des hemels trans
Grote lichten, rijk van glans;
+
Groote lichten, rijk van glans;
Want Zijn gunst, alom verspreid,
+
Want zijn gunst, alom verspreid,
 
Zal bestaan in eeuwigheid.
 
Zal bestaan in eeuwigheid.
  
8. Aan de zon schonk Gods gezag
+
8 Aan de zon schonk God gezag
D' opperheerschappij bij dag;
+
D’ opperheerschappij bij dag;
Want Zijn gunst, alom verspreid,
+
Want zijn gunst, alom verspreid,
 
Zal bestaan in eeuwigheid.
 
Zal bestaan in eeuwigheid.
  
9. Maan en sterren, min in pracht,
+
9 Maan en sterren, min in pracht,
 
Schonk Hij heerschappij bij nacht;
 
Schonk Hij heerschappij bij nacht;
Want Zijn gunst, alom verspreid,
+
Want zijn gunst, alom verspreid,
 
Zal bestaan in eeuwigheid.
 
Zal bestaan in eeuwigheid.
  
10. Looft Hem, die Egypte's staat
+
I. Pauze
Sloeg in 't eerstgeboren zaad;
+
 
Want Zijn gunst, alom verspreid,
+
10 Looft Hem, die Egyptens Staat
 +
Sloeg in ’t eerstgebooren zaad;
 +
Want zijn gunst, alom verspreid,
 
Zal bestaan in eeuwigheid.
 
Zal bestaan in eeuwigheid.
  
11. Looft den HEER, wiens heerschappij
+
11 Looft den Heer, wiens heerschappij
Isrel voerd' uit slavernij;
+
Isrel voerd’ uit slavernij;
Want Zijn gunst, alom verspreid,
+
Want zijn gunst, alom verspreid,
 
Zal bestaan in eeuwigheid.
 
Zal bestaan in eeuwigheid.
  
12. Looft den HEER, wiens sterke hand
+
12 Looft den Heer, wiens sterke hand
Isrel leidd' uit Faros land;
+
Isrel leidd’ uit Faroos land;
Want Zijn gunst, alom verspreid,
+
Want zijn gunst, alom verspreid,
 
Zal bestaan in eeuwigheid.
 
Zal bestaan in eeuwigheid.
  
13. Looft Hem, die het Rode meer
+
13 Looft Hem, die het roode meir
Heeft verdeeld voor Mozes' heir;
+
Heeft verdeeld voor Mozes heir;
Want Zijn gunst, alom verspreid,
+
Want zijn gunst, alom verspreid,
 
Zal bestaan in eeuwigheid.
 
Zal bestaan in eeuwigheid.
  
14. Die, door dien verdeelden plas,
+
14 Die, door dien verdeelden plas,
Israëls Geleider was;
+
Israëls geleider was;
Want Zijn gunst, alom verspreid,
+
Want zijn gunst, alom verspreid,
 
Zal bestaan in eeuwigheid.
 
Zal bestaan in eeuwigheid.
  
15. Die vorst Faro's legermacht
+
15 Die vorst Faroos legermagt
In de Schelfzee t' onder bracht;
+
In de schelfzee t’ onderbragt;
Want Zijn gunst, alom verspreid,
+
Want zijn gunst, alom verspreid,
 
Zal bestaan in eeuwigheid.
 
Zal bestaan in eeuwigheid.
  
16. Die Zijn volk, als bij de hand,
+
16 Die zijn volk, als bij de hand,
Leidde door woestijn en zand.
+
Leidde door woestijn en zand;
Want Zijn gunst, alom verspreid,
+
Want zijn gunst, alom verspreid,
 
Zal bestaan in eeuwigheid.
 
Zal bestaan in eeuwigheid.
  
17. Die, tot wering van 't geweld
+
17 Die, tot weering van ’t geweld,
Koningen heeft neergeveld;
+
Koningen heeft neêrgeveld;
Want Zijn gunst, alom verspreid,
+
Want zijn gunst, alom verspreid,
 
Zal bestaan in eeuwigheid.
 
Zal bestaan in eeuwigheid.
  
18. Die de vorsten, trots van moed,
+
18 Die de vorsten, trotsch van moed,
Heeft doen smoren in hun bloed;
+
Heeft doen smooren in hun bloed;
Want Zijn gunst, alom verspreid,
+
Want zijn gunst, alom verspreid,
 
Zal bestaan in eeuwigheid.
 
Zal bestaan in eeuwigheid.
  
19. Looft Hem, die den Amoriet
+
II. Pauze
Van zijn grootsen zetel stiet;
+
 
Want Zijn gunst, alom verspreid,
+
19 Looft Hem, die den Amoriet
 +
Van zijn’ grootschen zetel stiet;
 +
Want zijn gunst, alom verspreid,
 
Zal bestaan in eeuwigheid.
 
Zal bestaan in eeuwigheid.
  
20. Looft Hem, wiens geduchte macht
+
20 Looft Hem, wiens geduchte magt
Bazans koning t' onder bracht;
+
Bazans Koning t’ onderbragt;
Want Zijn gunst, alom verspreid,
+
Want zijn gunst, alom verspreid,
 
Zal bestaan in eeuwigheid.
 
Zal bestaan in eeuwigheid.
  
21. Die hun land, dat d' ogen streelt,
+
21 Die hun land, dat d’ oogen streelt,
 
Israël heeft toegedeeld;
 
Israël heeft toegedeeld;
Want Zijn gunst, alom verspreid,
+
Want zijn gunst, alom verspreid,
 
Zal bestaan in eeuwigheid.
 
Zal bestaan in eeuwigheid.
  
22. Looft Hem, nu die erfenis,
+
22 Looft Hem, nu die erfenis
Naar Zijn woord bevestigd is;
+
Naar zijn woord bevestigd is;
Want Zijn gunst, alom verspreid,
+
Want zijn gunst, alom verspreid,
 
Zal bestaan in eeuwigheid.
 
Zal bestaan in eeuwigheid.
  
23. Die in onzen lagen stand,
+
23 Die in onzen laagen stand
 
Ons genadig bood de hand;
 
Ons genadig bood de hand;
Want Zijn gunst, alom verspreid,
+
Want zijn gunst, alom verspreid,
 
Zal bestaan in eeuwigheid.
 
Zal bestaan in eeuwigheid.
  
24. Die ons, onder 't leed gebukt,
+
24 Die ons, onder ’t leed gebukt,
Heeft uit 's vijands macht gerukt;
+
Heeft uit ’s vijands magt gerukt;
Want Zijn gunst, alom verspreid,
+
Want zijn gunst, alom verspreid,
 
Zal bestaan in eeuwigheid.
 
Zal bestaan in eeuwigheid.
  
25. Looft Hem, looft Hem, al wat leeft,
+
25 Looft Hem, looft Hem, al wat leeft,
Die al 't vlees zijn voedsel geeft;
+
Die al ’t vleesch zijn voedsel geeft;
Want Zijn gunst, alom verspreid,
+
Want zijn gunst, alom verspreid,
 
Zal bestaan in eeuwigheid.
 
Zal bestaan in eeuwigheid.
  
26. Geeft den God des hemels eer;
+
26 Geeft den God des hemels eer;
Lof zij aller scheps'len HEER;
+
Lof zij aller schepslen Heer’;
Want Zijn gunst, alom verspreid,
+
Want zijn gunst, alom verspreid,
 
Zal bestaan in eeuwigheid.
 
Zal bestaan in eeuwigheid.
 
</poem>
 
</poem>
 +
 +
==Muziek==
 +
 +
==Hymnologische informatie==
 +
[[Meier Salomon Bromet]] publiceerde de strofen 1-6 en 26 op [[Maidstone (melodie)]] van [[Walter Bond Gilbert]] (1829-1910). Zie de zetting hieronder:
 +
 +
[[Bestand: MSB141.jpg|300px|thumb|none||Psalm 136]]
  
 
{{Navigatie Psalmberijming van 1773}}
 
{{Navigatie Psalmberijming van 1773}}

Huidige versie van 13 dec 2020 om 21:50

Dit lied is te vinden in de volgende veelgebruikte liedbundel(s):
Op Toonhoogte 2015 66
Mogelijk staat het ook in andere liedbundels. Kijk hiervoor in de infobox rechts, onder het kopje 'Liedbundels'.
Looft den HEER, want Hij is goed
Vorm Strofelied
Psalm 136
Latijnse titel Confitemini
Vulgaat Psalm 135
Berijming Psalmberijming van 1773
Tekst
Dichter Genootschap Laus Deo, Salus Populo
Metrisch 7-7-7-7
Muziek
Componist Walter Bond Gilbert (b)
Melodie Psalm 136 (a)
Maidstone (b)
Herkomst Genève 1562 (a)
Solmisatie 5-5-1-2-3-4-5 (a)
5-6-7-1-2-3-4-3-2-3 (b)
Liedbundels
Op Toonhoogte 2015 66
Psalmberijming van 1773 136
Opwekkingsliederen Bromet 141

Looft den HEER, want Hij is goed is een berijming van Psalm 136 in de psalmberijming van 1773.

Tekst

Psalm 136
1 Looft den Heer, want Hij is goed;
Looft Hem met een blij gemoed;
Want zijn gunst, alom verspreid,
Zal bestaan in eeuwigheid.

2 Looft den grooten God, wiens troon
Hooger rijst dan die der goôn;
Want zijn gunst, alom verspreid,
Zal bestaan in eeuwigheid.

3 Looft der heeren Opperheer;
Buigt u needrig voor Hem neêr;
Want zijn gunst, alom verspreid,
Zal bestaan in eeuwigheid.

4 Looft Gods magt, die onbeperkt,
Gadelooze wondren werkt;
Want zijn gunst, alom verspreid,
Zal bestaan in eeuwigheid.

5 Looft Gods wijsheid: door zijn woord
Bragt Hij al de heemlen voort;
Want zijn gunst, alom verspreid,
Zal bestaan in eeuwigheid.

6 D’ aard hief uit der waatren schoot
Zich omhoog, toen ’t God gebood;
Want zijn gunst, alom verspreid,
Zal bestaan in eeuwigheid.

7 God schiep aan des hemels trans
Groote lichten, rijk van glans;
Want zijn gunst, alom verspreid,
Zal bestaan in eeuwigheid.

8 Aan de zon schonk God gezag
D’ opperheerschappij bij dag;
Want zijn gunst, alom verspreid,
Zal bestaan in eeuwigheid.

9 Maan en sterren, min in pracht,
Schonk Hij heerschappij bij nacht;
Want zijn gunst, alom verspreid,
Zal bestaan in eeuwigheid.

I. Pauze

10 Looft Hem, die Egyptens Staat
Sloeg in ’t eerstgebooren zaad;
Want zijn gunst, alom verspreid,
Zal bestaan in eeuwigheid.

11 Looft den Heer, wiens heerschappij
Isrel voerd’ uit slavernij;
Want zijn gunst, alom verspreid,
Zal bestaan in eeuwigheid.

12 Looft den Heer, wiens sterke hand
Isrel leidd’ uit Faroos land;
Want zijn gunst, alom verspreid,
Zal bestaan in eeuwigheid.

13 Looft Hem, die het roode meir
Heeft verdeeld voor Mozes heir;
Want zijn gunst, alom verspreid,
Zal bestaan in eeuwigheid.

14 Die, door dien verdeelden plas,
Israëls geleider was;
Want zijn gunst, alom verspreid,
Zal bestaan in eeuwigheid.

15 Die vorst Faroos legermagt
In de schelfzee t’ onderbragt;
Want zijn gunst, alom verspreid,
Zal bestaan in eeuwigheid.

16 Die zijn volk, als bij de hand,
Leidde door woestijn en zand;
Want zijn gunst, alom verspreid,
Zal bestaan in eeuwigheid.

17 Die, tot weering van ’t geweld,
Koningen heeft neêrgeveld;
Want zijn gunst, alom verspreid,
Zal bestaan in eeuwigheid.

18 Die de vorsten, trotsch van moed,
Heeft doen smooren in hun bloed;
Want zijn gunst, alom verspreid,
Zal bestaan in eeuwigheid.

II. Pauze

19 Looft Hem, die den Amoriet
Van zijn’ grootschen zetel stiet;
Want zijn gunst, alom verspreid,
Zal bestaan in eeuwigheid.

20 Looft Hem, wiens geduchte magt
Bazans Koning t’ onderbragt;
Want zijn gunst, alom verspreid,
Zal bestaan in eeuwigheid.

21 Die hun land, dat d’ oogen streelt,
Israël heeft toegedeeld;
Want zijn gunst, alom verspreid,
Zal bestaan in eeuwigheid.

22 Looft Hem, nu die erfenis
Naar zijn woord bevestigd is;
Want zijn gunst, alom verspreid,
Zal bestaan in eeuwigheid.

23 Die in onzen laagen stand
Ons genadig bood de hand;
Want zijn gunst, alom verspreid,
Zal bestaan in eeuwigheid.

24 Die ons, onder ’t leed gebukt,
Heeft uit ’s vijands magt gerukt;
Want zijn gunst, alom verspreid,
Zal bestaan in eeuwigheid.

25 Looft Hem, looft Hem, al wat leeft,
Die al ’t vleesch zijn voedsel geeft;
Want zijn gunst, alom verspreid,
Zal bestaan in eeuwigheid.

26 Geeft den God des hemels eer;
Lof zij aller schepslen Heer’;
Want zijn gunst, alom verspreid,
Zal bestaan in eeuwigheid.

Muziek

Hymnologische informatie

Meier Salomon Bromet publiceerde de strofen 1-6 en 26 op Maidstone (melodie) van Walter Bond Gilbert (1829-1910). Zie de zetting hieronder:

Psalm 136