Psalm 1 t/m 50
1 |
Gezegend hij, die in der bozen raad
|
1a |
Gelukkig is de mens
|
2 |
Wat drijft de volken, wat bezielt ze toch
|
3 |
O Heer, de vijand stelt zijn overmacht in 't veld
|
4 |
Laat als ik roep mij op U hopen
|
4a |
Verhoor mij als ik roep tot U
|
4b |
Zegen ons met het licht van uw ogen
|
5 |
Laat mij, mijn Koning tot U spreken
|
6 |
Heer, toon mij uw genade
|
7 |
Here mijn God, Gij hoedt mijn leven
|
8 |
Heer, onze Heer, hoe heerlijk en verheven
|
8a |
Heer, onze Heer, hoe heerlijk is uw naam
|
8b |
Zie de zon, zie de maan
|
8c |
Heer, onze Heer, hoe machtig is uw naam
|
9 |
Met heel mijn hart zing ik uw eer
|
9a |
Uit het diepst van mijn hart wil ik zingen
|
10 |
Hoe komt het, Heer, dat Gij zo verre zijt?
|
11 |
Ik schuil bij God. Hoe kunt gij dan nog zeggen
|
12 |
Breng redding, Heer, de vroomheid is geweken
|
12a |
Onkreukbare woorden, waar ben je
|
13 |
Hoe lang, Heer, gaat Gij mij voorbij?
|
13a |
Hoe lang vergeet U mij, o God
|
13b |
Zelf kan ik slechts op uw genade vertrouwen
|
13c |
Hoelang nog Heer, blijft U mij vergeten
|
14 |
De dwaas zegt in zijn hart: 'Er is geen God' (Psalm 14)
|
15 |
Wie zult Gij noden in uw tent
|
16 |
Bewaar mij, want ik schuil bij U, o God
|
16a |
Leer ons, O Heer, wat de weg is te leven
|
16b |
Behüte mich, Gott / Behoed mij, o God
|
17 |
Hoor, Heer, Gij God van trouw en recht
|
18 |
Ik heb U lief van ganser harte, Here
|
18a |
Heer, U heb ik lief, mijn sterkte zijt Gij
|
19 |
De hemel roemt de Heer
|
19a |
Het woord des Heren is volmaakt
|
20 |
Moge de Heer u antwoord geven
|
21 |
O Heer, de koning is verheugd!
|
22 |
Mijn God, mijn God, waarom verlaat Gij mij
|
22a |
God, mijn God, waarom hebt Gij mij verlaten
|
23 |
Ik wil van God als van mijn Herder spreken
|
23a |
D'Almachtige is mijn Herder en Geleide
|
23b |
De Heer is mijn herder (ten Kate)
|
23c |
Mijn God, mijn herder, zorgt voor mij
|
23d |
Was ik een schaap, was Hij mijn herder
|
23e |
De Heer is mijn herder, mij zal niets ontbreken
|
23f |
Mijn herder, Gij alleen
|
23g |
Mijn herder is de Heer
|
24 |
De aarde en haar volheid zijn des Heren koninklijk domein
|
25 |
Heer, ik hef mijn hart en handen
|
25a |
Mijn ogen zijn gevestigd
|
25b |
Houd mij in leven, wees Gij mijn redding
|
25c |
Naar U gaat mijn verlangen, Heer
|
25d |
Naar U gaat mijn verlangen, Heer
|
25e |
Naar U gaat mijn verlangen uit
|
26 |
O Heer, op wie ik pleit
|
27 |
Mijn licht, mijn heil is Hij, mijn God en Here!
|
27a |
De Heer is mijn licht / The Lord is my light
|
27b |
De Heer is mijn licht en mijn heil
|
28 |
Ik roep tot U, mijn rots, mijn Here!
|
29 |
Gij die hoog verheven zijt
|
30 |
Dank, Heer, Gij hebt het niet gedoogd
|
30a |
Van U wil ik spreken, God (Huijbers)
|
30b |
Van U wil ik spreken, God (de Keyzer)
|
31 |
Op U vertrouw ik, Heer der Heren
|
31a |
Mijn toevlucht is de Here God
|
32 |
Heil hem, wien God zijn ontrouw heeft vergeven
|
32a |
Gelukkig ben je als je schuld bekent
|
33 |
Kom nu met zang en roer de snaren
|
34 |
Ik loof de Heer altijd
|
35 |
Twist, Here, met mijn twisters
|
36 |
De zonde die de zondaars vleit
|
36a |
Bij U is de bron
|
37 |
Wees niet afgunstig op de goddeloze
|
38 |
Laat toch niet uw toorn, o Here, mij verteren
|
39 |
Ik zeide wel: Nu let ik op mijn weg
|
40 |
Met heel mijn hart heb ik de Heer verwacht
|
40a |
Hier ben ik, God. Uw wil te doen is mijn vreugde
|
41 |
Heil hem die de geringe helpt in nood
|
42 |
Evenals een moede hinde naar het klare water smacht
|
42a |
Zoals een hert reikhalst naar levend water
|
43 |
O God, kom mijn geding beslechten
|
44 |
Heer, wat de vaderen vertelden
|
45 |
Met luider stem breng ik de koning hulde
|
46 |
God is een toevlucht te allen tijde
|
47 |
Volken wees verheugd, jubel, toon uw vreugd
|
48 |
De Heer is groot, zijn lof weerklinkt
|
49 |
Bewoners van de wijde wereld, hoor
|
50 |
De Heer die leeft, de God der goden spreekt
|
|
Psalm 51 t/m 100
51 |
Ontferm U God, ontferm U, hoor mijn klacht
|
51a |
God, herschep mijn hart
|
51b |
Create in me a clean heart
|
52 |
Waarom toch het kwaad zo te prijzen
|
53 |
De dwaas zegt in zijn hart: 'Er is geen God' (Psalm 53)
|
54 |
O God, verlos mij door uw naam!
|
55 |
God, laat mij smekend tot U treden
|
56 |
Wees mij genadig, Heer, want een geweld
|
57 |
Wees mij genadig, Heer, wees mij nabij
|
57a |
De merel fluit als morgenopening
|
58 |
Gij hoge raad, bijeengekomen
|
59 |
Kom, Heer, mij uit de hand bevrijden
|
60 |
O God, die ons verstoten had
|
61 |
O Here, verhoor mijn smeken. Haast bezweken
|
62 |
Mijn ziel is stil tot God mijn Heer
|
62a |
Bij God alleen verstilt mijn ziel
|
62b |
Mon âme se repose
|
62c |
Stel je vertrouwen op God alleen
|
63 |
Mijn God, Gij zijt mijn toeverlaat
|
63a |
O God, u bent mijn God
|
63b |
God, mijn God, naar U blijf ik zoeken
|
64 |
Behoed mij, Heer, hoor naar mijn klagen!
|
65 |
De stilte zingt U toe, o Here
|
66 |
Breek, aarde, uit in jubelzangen
|
66a |
Jubilate Deo
|
67 |
God zij ons gunstig en genadig
|
67a |
Heel de aarde jubelt en juicht
|
67b |
God, wees ons genadig
|
68 |
God richt zich op, de vijand vlucht
|
69 |
Red mij, o God, het water stijgt en stijgt
|
70 |
Haast U om mij te redden, God!
|
71 |
Heer, laat mij schuilen in uw hoede
|
72 |
Geef, Heer, de koning uwe rechten
|
72a |
Voor kleine mensen is Hij bereikbaar
|
73 |
Ja, God is goed voor Israël
|
74 |
Waarom, o God, verstoot Gij voor altoos
|
75 |
U alleen, U loven wij, U loven wij, onze Heer
|
76 |
God wordt geëerd in Israël
|
77 |
Roepend om gehoor te vinden
|
78 |
Mijn volk, ik ga geheimen openleggen
|
78a |
Luister, volk van God
|
79 |
O God, nu zijn de heidenen gekomen
|
80 |
O God van Jozef, leid ons verder
|
80a |
God van de heerscharen, richt ons weer op
|
81 |
Jubel God ter eer, Hij is onze sterkte!
|
82 |
God staat in 't midden van de goden
|
83 |
Zwijg niet, o God, verhef uw woord
|
84 |
Hoe lieflijk, hoe goed is mij, Heer
|
84a |
Wat hou ik van uw huis
|
84b |
Gelukkig wie wonen in uw huis (Oelbrandt)
|
85 |
Gij waart goedgunstig voor uw land, o Heer
|
85a |
Nu mag uw land onder uw glimlach liggen
|
85b |
Doe ons, Heer, uw genade aanschouwen
|
86 |
Hoor mij, Heer, wil antwoord zenden
|
87 |
Op Sions berg sticht God zijn heilige stede
|
87a |
En dansend zingen zij
|
88 |
Heer, die mijn heil, mijn helper zijt
|
88a |
Nu lig ik wakker in de nacht
|
89 |
Ik zal zo lang ik leef bezingen in mijn lied
|
89a |
Wat de Heer genadig verleende
|
90 |
Gij zijt geweest, o Heer, en Gij zult wezen
|
90a |
O God, die droeg ons voorgeslacht
|
91 |
Heil hem wien God een plaats bereidt
|
91a |
Wie in de schaduw Gods mag wonen
|
91b |
Wie woont onder de hoede van de allerhoogste God
|
91c |
Hij vertrouwt je toe aan zijn engelen
|
92 |
Waarlijk, dit is rechtvaardig
|
92a |
Wat zo geweldig is
|
92b |
Rechtvaardigen groeien als palmen (Oelbrandt)
|
93 |
De Heer is Koning, Hij regeert altijd
|
93a |
Koning is onze God
|
94 |
Verschijn in lichtglans, God der wrake!
|
95 |
Steekt nu voor God de loftrompet
|
95a |
Venite, exultemus Domino
|
96 |
Zing voor de Heer op nieuwe wijze
|
96a |
Zing een nieuw lied, alle landen
|
96b |
Zing voor de Eeuwige, zing een nieuw lied
|
97 |
Groot Koning is de Heer
|
98 |
Zing een nieuw lied voor God de Here
|
98a |
Zing een nieuw lied voor God de Here (Grünke)
|
98b |
Alles op aarde zing Gods eer
|
98c |
Bergen kunnen het
|
98d |
Alle einden der aarde aanschouwen
|
98e |
De Heer deed nieuwe wonderen voor ons
|
98f |
Blaas de trompetten, juich voor uw koning
|
99 |
God is Koning
|
100 |
Juich Gode toe, bazuin en zing
|
100a |
Juich voor de Heer, aarde alom
|
100b |
Juich voor de Eeuwige, aarde alom
|
|
Psalm 101 t/m 150
101 |
Ik wil, Heer, in mijn lied de zegeningen
|
102 |
Heer, hoor mijn gebed, laat blijken
|
103 |
Zegen, mijn ziel, de grote naam des Heren
|
103a |
Loof nu, mijn ziel, de Here
|
103b |
Loof nu, mijn ziel, de Here (canon)
|
103c |
Loof de Koning, heel mijn wezen
|
103d |
Barmhartige Heer, genadige God
|
103e |
Bless the Lord, my soul
|
104 |
Mijn ziel, verheerlijk God om zijne macht
|
104a |
Zend Ge uw ademtocht, uw werken ontstaan
|
105 |
Loof God de Heer, en laat ons blijde
|
106 |
Loof nu de Heer, want Hij is goed
|
107 |
Gods goedheid houdt ons staande
|
108 |
Mijn hart is, Heer, in U gerust
|
109 |
God die ik loof te allen tijde
|
110 |
De Here God heeft tot mijn heer gesproken
|
111 |
Van ganser harte loof ik Hem in 't midden van Jeruzalem
|
112 |
God zij geloofd en hoog geprezen
|
113 |
Prijs, halleluja, prijs den Heer
|
113a |
Van de opgang der zon tot haar dalen
|
113b |
De naam des Heren zij geprezen
|
114 |
Toen Israël uit Egypteland ging
|
114a |
Het volk dat uit Egypte trok
|
115 |
Niet ons, o Heer, niet ons zij eer gewijd
|
116 |
God heb ik lief, want die getrouwe Heer
|
117 |
Loof, alle volken, loof de Heer
|
117a |
Gij volken loof uw God en Heer
|
117b |
Halleluja. Volkeren, loof de Heer
|
117c |
Alle volken, huldig de Heer
|
117d |
Laudate omnes gentes
|
118 |
Laat ieder 's Heren goedheid prijzen
|
118a |
Mijn God zijt Gij, U wil ik danken
|
119 |
Welzalig wie de rechte wegen gaan
|
119a |
Uw woord omvat mijn leven
|
119b |
Een lamp voor mijn voet is uw woord
|
120 |
Ik hief mijn stem in vrees en beven
|
121 |
Ik sla mijn ogen op en zie
|
121a |
Mijn hulp komt van God
|
121b |
Onze hulp komt van de Levende
|
122 |
Hoe sprong mijn hart hoog op in mij
|
122a |
Laten wij gaan naar het huis van de Heer
|
123 |
Tot U, die zetelt in de hemel hoog
|
124 |
Laat Israël nu zeggen blij van geest
|
124a |
Was Hij, de Heer, niet voor ons geweest
|
125 |
Wie op de Here God vertrouwen
|
126 |
Toen God de Heer uit 's vijands macht
|
126a |
Als God ons thuisbrengt uit onze ballingschap
|
126b |
Bracht niet de Heer Sion terecht
|
127 |
Wanneer de Heer het huis niet bouwt
|
128 |
Welzalig is een ieder die God van harte vreest
|
129 |
Zij hebben immer van mijn jeugd af aan
|
130 |
Uit diepten van ellende roep ik tot U, o Heer
|
130a |
Uit angst en nood stijgt mijn gebed
|
130b |
De Heer is steeds barmhartig
|
130c |
Uit de diepten roep ik U
|
130d |
Uit de diepten roep ik U (reciteerpsalm)
|
131 |
O Heer, er is geen trots in mij
|
131a |
U helpt mij, Heer, mijn trots te vergeten
|
132 |
Heer, denk aan David en zijn eed
|
133 |
Zie toch hoe goed, hoe lieflijk is 't dat zonen
|
134 |
Gij dienaars aan de Heer gewijd
|
134a |
Zegen de Levende nacht aan nacht
|
135 |
Halleluja! loof de Heer
|
136 |
Loof de Heer, want Hij is goed
|
137 |
Aan Babels stromen zaten wij gevangen
|
137a |
Toen wij zaten langs het water
|
137b |
By the waters of Babylon
|
138 |
U loof ik, Heer, met hart en ziel
|
139 |
Heer, die mij ziet zoals ik ben
|
139a |
Gij kent mij, Heer, leer mij U kennen
|
139b |
Heer, U doorgrondt en kent mij
|
139c |
Ontwaak ik, nog ben ik bij U
|
139d |
La ténèbre n'est point ténèbre / Heel het duister is vol van luister
|
140 |
Bescherm mij, Heer, behoed mijn leven
|
141 |
U, Heer, roep ik, U geldt mijn smeken
|
142 |
Tot God de Heer hief ik mijn stem
|
143 |
O Here, hoor naar mijn gebeden
|
144 |
Gezegend zij de Heer, die te allen tijde
|
145 |
O Heer, mijn God, Gij koning van 't heelal
|
145a |
Aller Augen warten auf dich, Herre
|
145b |
Dichtbij is God voor wie Hem roepen
|
146 |
Zing, mijn ziel, voor God uw Here
|
146a |
Laat ons nu vrolijk zingen
|
146b |
Laat ons nu vrolijk zingen (canon)
|
146c |
Alles wat adem heeft love de Here
|
147 |
Lof zij den Heer, goed is het leven
|
148 |
Halleluja! Prijs God en zing
|
149 |
Halleluja! laat opgetogen
|
150 |
Loof God, loof Hem overal
|
150a |
Geprezen zij God
|
150b |
Alles wat adem heeft, love de Heer
|
|