Zingend Geloven/Inhoud: verschil tussen versies

Huidige versie van 25 okt 2022 om 17:42

Zingend Geloven

Deze integrale inhoudsopgave van alle delen van de reeks Zingend Geloven is gebaseerd op de rubrieksindeling bij liturgisch gebruik, zoals opgenomen in het boekje Zingend Geloven - Register bij de complete reeks (ISBN 9023919793). Hierin zijn echter niet alle liederen opgenomen.

Zie ook de inhoudsopgave per deel.

Getijden van het jaar

Aswoensdag

1e zondag van de Veertigdagentijd

2e zondag van de Veertigdagentijd

3e zondag van de Veertigdagentijd

Mijn ogen zijn gevestigd (1-19)
De leugenaar van den beginne (1-20)

4e zondag van de Veertigdagentijd

Dit is het land dat de Heer belooft (1-23)
Lof zij den Here, die, zijn naam ter ere (1-24)
O Jezus Christus, Zoon van God (1-22)
Wees blijde nu, in 't midden van het lijden (1-21)

5e zondag van de Veertigdagentijd

God heeft Abraham verkoren (1-27)
O visioen van 't heiligdom omhoog (1-26)
Wie zal voor God verschijnen (1-25)

6e zondag van de Veertigdagentijd (Palm- en Passiezondag)

Klim in de hoogste bomen (1-28)
O mensen, hoort wat is geschied (1-29)
Dochter Sions, hoe vol verlangen (1-30)
Een droeve stem, met druk en pijn bevangen (1-31)
Die rechtens God gelijk (1-32)
Driewerf een gloria (5-45)
Een ezelrijder (6-7)
O mensen, hoort wat is geschied (7-13)
Stap voor stap gaat door Jeruzalem (7-14)
Zie de mens die in zijn lijden (8-12)
Glorie en alle macht aan u, o Heer (8-83)

Goede Week

O God en Heer almachtig (1-16)
Gij die ver voor ons uit (1-40)
Hier zwijgt het hoge denken (1-49)
Het lastdier van de vrede draagt mijn Heer (3-11)
Een is tot ons gezonden (5-48)
Zie, wij gaan op naar Jeruzalem (6-8)
U komt mij, lieve God (6-32)
Laat onder u de gezindheid zijn (6-81)
Omwille van de harde verdrukkingen (6-92)
Zie de mens die in zijn lijden (8-12)

Witte Donderdag

O Jezus Christus, Zoon van God (1-22)
Die rechtens God gelijk (1-32)
Hij ging van stad tot stad, Hij sprak (1-33)
Gij hebt ons toegesproken (1-34)
Vannacht zal het wonder gebeuren (1-35)
Hoort, mensenbroeders die hier nu zijt (1-36)
Toen Jezus in zijn uur gekomen was (1-37)
Toen Jezus met de zijnen at (1-38)
Met Hem in ons midden die de Meester is (1-39)
Gij die ver voor ons uit (1-40)
Nadat zij zongen, God ten lof (1-41)
Kent gij uw goede Herder? (1-42)
Het woord tot ons gesproken (2-78)
Gedenken wij dankbaar de daden des Heren (2-86)

Het lastdier van de vrede draagt mijn Heer (3-11)
Wij houden maaltijd op dit uur (4-15)
Op de avond toen de uittocht (4-16)
Vanavond zullen wij weten wie onze bevrijder is (5-46)
De hemel reikt ons leeftocht aan (5-63)
Zie, wij gaan op naar Jeruzalem (6-8)
Toen Jezus wist: nu is gekomen (6-9)
Uit het slavenhuis getogen (6-58)
In stille nacht (6-76)
Waarom is deze nacht (7-15)
Op de avond toen de uittocht (7-16)
Uit het slavenhuis getogen (7-43)
Als ik in deze stille tijd (8-75)

Goede Vrijdag

Wie zal voor God verschijnen (1-25)
Die rechtens God gelijk (1-32)
Gij die ver voor ons uit (1-40)
Nadat zij zongen, God ten lof (1-41)
Kent gij uw goede Herder? (1-42)
O Christus, onze koning (1-43)
In de mantel van het duister (1-44)
Daar is een koning opgestaan (1-45)
Neem ter harte 't kruis des Heren (1-46)
Jezus' kruis, zijn angst en pijn (1-47)
O Jezus, Man van Smart (1-48)
Hier zwijgt het hoge denken (1-49)
Gij zijt op aarde neergedaald (1-50)
Zingenderwijze wilt uw Heiland prijzen (1-51)

Nu Gij de dood zijt ingegaan (1-52)
O lichaam van het Woord (1-55)
Het lastdier van de vrede draagt mijn Heer (3-11)
Die onze nood is ingegaan (3-12)
Door wat voor grote eenzaamheden (4-17)
Nacht op de middag als de grote zon (4-18)
Jij, dochter van Jeruzalem (5-25)
De winter haast vergangen (5-47a)
Een is tot ons gezonden (5-48)
De krachten die mij naar het leven stonden (5-87)
Zie, wij gaan op naar Jeruzalem (6-8)
Niets droeg hem meer (6-10)
Mijn volk, wat heb ik u misdaan (6-103)
Zie de mens die in zijn lijden (8-12)

Stille Zaterdag

Straf mij in uw gramschap niet (1-53)
Geboren zijt Ge (1-54)
O lichaam van het Woord (1-55)
De hemel trekt te velde (1-62)
Wanneer het licht ten einde gaat (2-141)
Het lastdier van de vrede draagt mijn Heer (3-11)
Die onze nood is ingegaan (3-12)
Stil ligt de tuin rondom het witte graf (3-13)
De winter haast vergangen (5-47a)
Dat uur tussen nacht en morgen (5-50)
Niets droeg hem meer (6-10)

Paastijd (algemeen)

Toen Israël geboren is (1-1)
Uit nacht en ontij komen wij (1-2)
Wij gaan met heel Gods volk (1-3)
O visioen van 't heiligdom omhoog (1-26)
Hoort, mensenbroeders die hier nu zijt (1-36)
Dit huis dat God gevestigd heeft (1-61)
Nu wij naad'ren tot het water (2-75)
Bij God is geen schijn of schaduw (2-82)
Gedenken wij dankbaar de daden des Heren (2-86)
De dood van één voor allen (2-118)
Here Jezus, na dit leven (2-122)
O Christus, heel de wereld is verheugd om uw verrijzenis (2-143)
Hoe lief'lijk is het leven (2-144)
Licht om te leven de duisternis voorbij (2-145)
Die onze nood is ingegaan (3-12)
Het pure witte licht (3-18)
Zeg het aan ieder dat Hij leeft (3-19)
't Zal Pasen zijn in de woestijn (3-20)
Wij loven U, o God (3-21)
De toekomst is al gaande (3-22)
Zingt Jubilate voor de Heer (3-23)

Wie op de bodem van de stroom (3-24)
Taal op de tong (3-28)
Nooit lichter ving de lente aan (3-47)
Christus heeft het pleit gewonnen (3-75)
Het oude woord, door Christus (3-81)
Geboren in een stal (4-11)
Christus is uit de dood verrezen (4-21)
Uit diepten ongemeten (4-39)
Van ver, van oudsher aangereikt (4-46)
Vier seizoenen heeft het jaar (4-48)
Mozes is gestorven (4-57)
De steppe zal bloeien (4-66)
Wij zijn geroepen tot het feest (4-68)
Een kind wordt gered uit de vloed (5-8)
Zo dor en doods (5-21)
Hij kwam ons tegemoet (5-28)
Graan dat in de aarde (5-49)

Paasnacht

Geboren zijt Ge (1-54)
Heel de schepping, prijs de Heer (1-57)
Met Mozes zijn wij meegegaan (1-58)
De koning van Egypteland (1-59)
Ik zing van de wijngaard van die ik bemin (1-60)
Dit huis dat God gevestigd heeft (1-61)
De hemel trekt te velde (1-62)
O God die uit het water (2-72)
Water, water van de doop (2-76)
De dood van één voor allen (2-118)
Licht dat ons aanstoot in de morgen (2-133)
Wanneer het licht ten einde gaat (2-141)
Het lastdier van de vrede draagt mijn Heer (3-11)
Stil ligt de tuin rondom het witte graf (3-13)
De morgen der herschepping gloort (3-14)
Wij loven u met man en macht (3-15)
De eerste dag der week (3-16)
Tussen waken, tussen dromen (3-17)

Zeg het aan ieder dat Hij leeft (3-19)
Een, twee, drie, vier, vijf, zes, zeven (3-84)
In veertig dagen van beproeven (4-13)
Op de avond toen de uittocht (4-16)
Wij komen in witte kleren (4-19)
Brandend van verlangen (4-20)
Christus is uit de dood verrezen (4-21)
Bron van het zijnde (4-51)
Gij werken des Heren (4-73)
Zo dor en doods (5-21)
Graan dat in de aarde (5-49)
Dat uur tussen nacht en morgen (5-50)
Maria, hoe zo welgemoed? (5-52)
Wij zullen leven (5-88)
Niets droeg hem meer (6-10)
Wie gezaaid wordt in de aarde (6-11)

De zee trekt zich terug, het land valt langzaam droog (6-12)
Wij trekken door de zee (6-57)
Uit het slavenhuis getogen (6-58)
Wachters op de morgen (6-84)
Licht, ontloken aan het donker (6-85)
Waarom is deze nacht zo anders (7-15)
Op de avond toen de uittocht (7-16)
Christus, Gij zijt het licht in ons leven (7-17)
Heel de schepping, prijs de Heer! (7-18)
Een, twee, drie, vier, vijf, zes, zeven (7-35)
Uit het slavenhuis getogen (7-43)
Wij trekken door de zee (7-44)
Water, water van de doop (7-80)
Ons geluk staat U voor ogen (8-14)

Paasmorgen

Toen Israël geboren is (1-1)
Dit huis dat God gevestigd heeft (1-61)
De hemel trekt te velde (1-62)
De wortel bloeit, de stam loopt uit (2-96)
De dood van één voor allen (2-118)
Licht dat ons aanstoot in de morgen (2-133)
O Christus, heel de wereld is verheugd om uw verrijzenis (2-143)
Licht om te leven de duisternis voorbij (2-145)
De eerste dag der week (3-16)
Tussen waken, tussen dromen (3-17)
Het pure witte licht (3-18)
Zeg het aan ieder dat Hij leeft (3-19)
't Zal Pasen zijn in de woestijn (3-20)
Wij loven U, o God (3-21)

Christus ging als eerste (3-43)
Een, twee, drie, vier, vijf, zes, zeven (3-84)
In veertig dagen van beproeven (4-13)
Christus is uit de dood verrezen (4-21)
Uit diepten ongemeten (4-39)
Bron van het zijnde (4-51)
Kom, laten wij opstaan (4-53)
Mozes is gestorven (4-57)
Wij zijn geroepen tot het feest (4-68)
Jij, dochter van Jeruzalem (5-25)
Wie opstaat neemt het leven (5-47b)
Christus in het graf geborgen (5-51)
Maria, hoe zo welgemoed (5-52

De zee trekt zich terug, het land valt langzaam droog (6-12)
De lichtvorst, de ontluisterde (6-13)
Wij zoeken hier uw aangezicht (6-48)
Wij trekken door de zee (6-57)
Uit het slavenhuis getogen (6-58)
Die de morgen ontbood (6-83)
Licht, ontloken aan het donker (6-85)
De Heer is waarlijk opgestaan (7-19)
De oorsprong van leven en licht (7-34)
Een, twee, drie, vier, vijf, zes, zeven (7-35)
Uit het slavenhuis getogen (7-43)
Wij trekken door de zee (7-44)
Mozes is gestorven (7-48)
O, kon ik je maar vinden (8-13)

2e zondag van Pasen

3e zondag van Pasen (Luthers: 4e zondag van Pasen)

Zingt Jubilate voor de Heer (3-23)

4e zondag van Pasen (Luthers: 3e zondag van Pasen)

Ontferming heeft God toegezegd (3-63)
Voortaan zal ik zelf omzien naar mijn schapen (5-20)
Over de heuvels dwalen de schapen (6-69)

5e zondag van Pasen

Zolang wij ademhalen (3-30)
Van ver, van oudsher aangereikt (4-46)

Hemelvaartsdag

O visioen van 't heiligdom omhoog (1-26)
Messias van ons allen (5-53)
Hij leeft (8-15)

7e zondag van Pasen

Als heimwee is de Geest zo sterk (4-24)

Pinksteren

O Pinksterdag (3-26)
O Vogel Heil'ge Geest (3-27)
Taal op de tong (3-28)
Voortgedreven waait de Geest des Heren (3-31)
Mijn lief plantte een wijngaard aan (3-64)
Hoor, God, ons roepen (3-74)
Christus heeft het pleit gewonnen (3-75)
Als heimwee is de Geest zo sterk (4-24)
Boven de chaos van de watervloeden (4-25)
De liefde gaat ons voor (4-26)
Vier seizoenen heeft het jaar (4-48)
Mozes is gestorven (4-57)
Zo dor en doods (5-21)
Jij, dochter van Jeruzalem (5-25)
Wanneer de Trooster komt (5-54)

Ik weet van een vogel (5-55)
Die licht geeft aan het oog (5-56)
Een duif van alzo hoge (6-14)
Dit is de dag, dit is het uur (6-15)
Heilige Geest, Gij zijt als de wind (6-16)
Wij wachten op het uur dat Gij (6-17)
Geschenk uit de hemel, wolken en vuur (6-18)
Wij zoeken hier uw aangezicht (6-48)
Kom vogel, we laten je vrij (7-21)
Ik weet van een vogel (7-22)
Vier seizoenen heeft het jaar (7-27)
Mozes is gestorven (7-48)
Heilige Geest (8-16)
Wij wachten op de Geest beloofd (8-17)
Gij die vooreerst de tijd genomen hebt (8-39)
Geest die in macht en majesteit (8-84)

Trinitatis

4 en 5 mei

God, die ons ooit bevrijdde (3-33)
Nooit lichter ving de lente aan (3-47)
Dit land, uit wind en water voortgekomen (5-83)
Ik zie een slagveld en een kamp (8-32)
Dat ons zorgen en werken (8-33)

Zomertijd

Licht om te leven de duisternis voorbij (2-145)
Regen en zon, aarde en hemel (2-146)
Wij danken U, God, voor het lieve licht (2-147)
Wij ploegen en wij zaaien (3-29)
Boven de chaos van de watervloeden (4-25)
Waar wegen kruisen in de tijd (4-43)
Vier seizoenen heeft het jaar (4-48)
Wat vraagt de Heer nog meer van ons (5-80)
Breng ons weer thuis uit de ballingschap (6-35)
Wij danken U, God, voor het lieve licht (7-25)
Regen en zon, aarde en hemel (7-26)
Vier seizoenen heeft het jaar (7-27)

Herfsttijd (algemeen)

Laat ons dank bewijzen (2-148)
Vier seizoenen heeft het jaar (4-48)
Gelukkig en geheiligd zijn zij allen (5-57)
Het jaar neigt zich tot stille groet (5-58)
Dag der dagen, als de tijden (5-59)
Vier seizoenen heeft het jaar (7-27)

Oogstdienst, Dankdag voor het gewas

Hoe lief'lijk is het leven (2-144)
Laat ons dank bewijzen (2-148)
De oogst is wel groot (2-149)
De oogst is wel groot (2-150)
God is in zijn gaven goed (2-151)
Wij ploegen en wij zaaien (3-29)
Wij wensen onszelf vele jaren (3-80)
Gods goedheid blijft zijn schepping wel besturen (4-34)
De boeren werden nieuw geboren (4-60)
Strooi uw brood op het water (4-67)
Wat brengt een mens het zwoegen op? (5-15)
Het jaar neigt zich tot stille groet (5-58)
De regen daalt neer uit de hemel (6-67)

Joodse feesten

Allerheiligen

Wie zeggen de mensen, dat Jezus is (1-14)
Reizend naar het land van ons verlangen (2-88)
Zalig, zalig zijn de doden (2-123)
Voor de toegewijden (2-124)
Niemand die U verstaat (2-125)
Zwoegend volk van zwervelingen (3-25)
Christus heeft het pleit gewonnen (3-75)
Die ons in 't hart geschreven staat (3-78)
Vergeet niet hoe wij heten (4-32)
De steppe zal bloeien (4-66)
Gelukkig en geheiligd zijn zij allen (5-57)
Vrienden die zijn overleden (5-60)

Gij kent bij hoog en laag in uw domein (5-61)
Vreemden zijn wij (5-62)
Slechts uit de verte zagen zij (6-19)
Koester de namen die wij hier gedenken (6-102)
Wie zeggen de mensen, dat Jezus is (7-66)
Gij boden rond Gods troon (8-18)
Onze namen staan geschreven (8-19)
Dat ons zorgen en werken (8-33)
Zwervers met voor zich een wijkende verte (8-62)
Gij die de wereld hebt gered (8-86)
Heer Jezus, die de waarheid kroont (8-87)
Hoe wonderbaar is uw besluit (8-89)

Gedenkdag van Willibrord (7 november)

Willibrord doorklieft de vloed (8-21)
Gij die dit lage land (8-88)

Voleinding, Koninkrijk van God

O Christus, onze koning (1-43)
Reizend naar het land van ons verlangen (2-88)
Door de wereld gaat een woord (2-93)
Jeruzalem, zo zegt de Heer (2-107)
Het huis waarin wij wonen (2-112)
God is in zijn gaven goed (2-151)
Zal er ooit een dag van vrede (3-1)
Als die koning zal verschijnen (3-3)
De toekomst is al gaande (3-22)
Zwoegend volk van zwervelingen (3-25)
De nacht is voorbij (3-32)
Langs de luchten snelt een spoor (3-58)
Die ons in 't hart geschreven staan (3-78)
Waar wegen kruisen in de tijd (4-43)
God die met naam en toenaam is (4-45)

Getijden van de dag

Morgen (lauden)

Gij hoogste licht der eeuwigheid (2-126)
O Heer, ik draag U op vandaag (2-127)
Schepper der wereld, licht van Licht (2-128)
Looft, in het licht ontwaakten (2-129)
Hij wekt mij elke morgen (2-130)
Heer van hemel en van aarde (2-131)
God van hemel, zee en aarde (2-132)
Licht dat ons aanstoot in de morgen (2-133)
Des ochtends als het licht ontstaat (2-134)
Taal op de tong (3-28)
Zo vriendelijk en veilig als het licht (3-54)
De dag gaat open voor het Woord des Heren (4-33)
Het licht heeft overwonnen (4-41)
Van ver, van oudsher aangereikt (4-46)

Als een ster in lichte luister (5-40)
Wie gaf de haan besef (6-24)
Zoals de regen (6-40)
Jou heb ik lief (6-55)
Gezegend de Heer, gezegend Isrels God (6-80)
U, God, loven wij (6-82)
Die de morgen ontbood (6-83)
Licht, ontloken aan het duister (6-85)
Hoor mijn stem, Heer (6-88)
Elke morgen gaat de zon weer op (7-23)
Licht, voorzichtig morgenrood (8-22)
Al op de drempel van het licht (8-80)
Geest die in macht en majesteit (8-84)

Middag

Des ochtends als het licht ontstaat (2-134)

Avond (vespers, completen)

Gij hebt, o God, dit broze bestaan gewild (2-120)
De nacht gaat komen, rusten wij nu allen (2-135)
Met U, mijn God, leg ik mij neer (2-136)
O Schepper van dag ende nacht (2-137)
Nu deze dag ten einde gaat (2-138)
Heer, in uw hoede is het goed (2-139)
O licht, vrolijk licht van de hemel (2-140)
Wanneer het licht ten einde gaat (2-141)
De nacht komt nest'len in de bomen (2-142)
Laat, Heer, uw knecht in vrede gaan (2-152)
Looft God! Mijn ziel en zinnen (5-26)
Wees voor mij een beschuttende rots (5-44)
Het zal niet lang meer duren (5-66)
De avond vult de uren met het weten (5-67)
De nacht valt (5-68)

Bijna is de dag ten einde (5-69)
De dag, geboren uit het duister (5-70)
Wees bij ons, wees ons een geleide (5-71)
De dag raakt in de nacht vergeten (5-72)
Die ons schiep (5-73)
Licht, verlaat ons niet (6-20)
De avondwind draagt deze dag (6-21)
Weer is een dag voorbij, nu ben ik moe (6-22)
O God, behoed ons in de nacht (6-23)
Aan U, Heer, brengen wij de dank (6-41)
Wie in Gods schaduw wonen wil (6-65)
Met hart en ziel maak ik Hem groot (6-79)
Die de morgen ontbood (6-83)
Hoor mijn stem, Heer (6-88)
Levende liefde (6-97)

Koester de namen die wij hier gedenken (6-102)
Licht, lieflijk stralend (6-109)
Blijf bij ons, want het is avond (6-110)
Weer is een dag voorbij, nu ben ik moe (7-24)
De glorie van de Eeuwige (8-9)
Nu laat Gij, Heer, mij gaan (8-10)
Heer, wees mijn toevlucht (8-23)
Nu de avond valt (8-24)
Nu hier de avond valt (8-25)
Nu de avond valt (8-26)
Nu hier de avond valt (8-27)
Ik leg mij in uw hoede neer (8-28)
Als Gij ons zegent (8-29)
Gij hebt de lichten aangedaan (8-30)
Tot U, vóór 't scheiden van het licht (8-85)

Aan tafel

Getijden van het leven

Algemeen

Hoog in de hemelen heeft God gesproken (2-74)
Door de wereld gaat een wind (2-93)
Gij hebt, o God, dit broze bestaan gewild (2-120)
Wij, varend op de oceaan (2-155)
God, die mij riep (3-42)
Geef, o Heer, dat onze namen (3-52)
Als ik groot ben zal ik weten (3-83)
In de ongerepte morgen (4-27)
Zoals Tobias met een engel mee (4-30)
Hoe heerlijk, Heer, breidt overal op aarde (4-64)

Wees voor mij een beschuttende rots (5-44)
In de schoot van mijn moeder geweven (5-77)
Hij die gesproken heeft (5-79)
Ja, ook ik zou het liefst (6-29)
Hoor ook ik niet bij hen (6-30)
Zoals rivieren van de bergen stromen (6-37)
Als ik groot ben zal ik weten (7-28)
Onze namen staan geschreven (8-19)
Een levensweg te gaan (8-38)
Vroeg in de morgen (8-40)

Geboorte

Hoog in de hemelen heeft God gesproken (2-74)
Nog maar nauw'lijks uitgeslapen (2-77)
In de ongerepte morgen (4-27)
Hoe heerlijk, Heer, breidt overal op aarde (4-64)
In de schoot van mijn moeder geweven (5-77)
Een levensweg te gaan (8-38)

Trouwviering

De Heer komt met het woord van zijn verbond (2-109)
God, die ons aan elkaar als wijn te drinken geeft (2-110)
Wij danken U, o God (2-111)
Het huis waarin wij wonen (2-112)
De mens gemaakt uit aarde (2-113)
Als enkeling noem ik de namen (3-45)
Maak ons uw liefde, God, tot opmaat (3-76)
Zoals Tobias met een engel mee (4-30)
Kom, God, en schrijf uw eigen Naam (4-31)
Liefde, eenmaal uitgesproken (5-85)

Huiszegen

Vrede voor dit huis (8-64)

Alleen zijn, ziekte

Wie in de schaduw Gods mag wonen (2-121)
Heer, in uw hoede is het goed (2-139)
Wanneer ik zoek naar woorden (4-38)
Een zwaluw op de vlucht voor winterstormen (4-65)
Het recht is aan uw zijde (4-71)
O God, o God is mij de baas geworden (4-72)
Spelbreker (5-7)
De krachten die mij naar het leven stonden (5-87)
Gij hemelhoog verheven (6-27)
Ik zoek U in den blinde (6-28)
U komt mij, lieve God (6-32)
Heer, wees mijn toevlucht (8-23)
Hoe ik ook ben (8-35)
Als Gij er zijt (8-36)

Levenseinde

't Uur van het scheiden (2-114)
Gij, Christus, zijt mijn leven (2-115)
Wanneer dit kleed wordt afgelegd (2-116)
Gij hebt, o God, dit broze bestaan gewild (2-120)
Wie in de schaduw Gods mag wonen (2-121)
Here Jezus, na dit leven (2-122)
Heer, in uw hoede is het goed (2-139)
Heer Jezus, denk aan mij (3-50)
Geef, o Heer, dat onze namen (3-52)
Langs de luchten snelt een spoor (3-58)
Van horen zeggen weten wij (4-63)

Een zwaluw op de vlucht voor winterstormen (4-65)
Spelbreker (5-7)
De krachten die mij naar het leven stonden (5-87)
Wie gezaaid wordt in de aarde (6-11)
Ik heb u lief, ik kan niet leven (6-25)
Gij hemelhoog verheven (6-27)
Onze namen staan geschreven (8-19)
Heer, wees mijn toevlucht (8-23)
Ik leg mij in uw hoede neer (8-28)
Gij hebt de lichten aangedaan (8-30)
Het leven verliest zijn glans (8-31)
Hoe ik ook ben (8-35)
Als Gij er zijt (8-36)

Uitvaart

Wie als een god wil leven hier op aarde (1-7)
Wie zijn leven niet wil geven (2-87)
't Uur van het scheiden (2-114)
Gij, Christus, zijt mijn leven (2-115)
Wanneer dit kleed wordt afgelegd (2-116)
De mens, geboren uit een vrouw, heeft weinig dagen (2-117)
De dood van één voor allen (2-118)
Hier leggen wij zijn/haar lichaam neer (2-119)
Gij hebt, o God, dit broze bestaan gewild (2-120)
Wie in de schaduw Gods mag wonen (2-121)
Here Jezus, na dit leven (2-122)
Zalig, zalig zijn de doden (2-123)
Voor de toegewijden (2-124)
Zolang wij ademhalen (3-30)
Zo vriendelijk en veilig als het licht (3-54)
Langs de luchten snelt een spoor (3-58)
Christus heeft het pleit gewonnen (3-75)
Die ons in 't hart geschreven staat (3-78)

Als heimwee is de Geest zo sterk (4-24)
Vergeet niet hoe wij heten (4-32)
De steppe zal bloeien (4-66)
Vrienden die zijn overleden (5-60)
Wie gezaaid wordt in de aarde (6-11)
Ik heb u lief, ik kan niet leven (6-25)
Niet is het laatste woord gesproken (6-26)
Gij hemelhoog verheven (6-27)
Wie in Gods schaduw wonen wil (6-65)
Ten paradijze geleiden u de engelen (6-106)
Mogen de engelen, boden van licht (6-107)
Dat een engel u geleide (6-108)
Met de engelen mee op reis (7-81)
Nu laat Gij, Heer, mij gaan (8-10)
Dat ons zorgen en werken (8-33)

Uitvaart kind

Ik heb vannacht een mooie droom gehad (4-77)
Ik heb vannacht een mooie droom gehad (7-78)
Met de engelen mee op reis (7-81)

De gemeente bijeen

Aanvang, drempelgebed

Dit huis, gereinigd en versierd (2-64)
Niet meer op verre bergen (2-65)
Hier is de plaats waar God ons wil ontmoeten (2-66)
Een huis moet zijn gebouwd (3-62)
Licht in onze ogen (4-1)
Uit uw verborgenheid (4-2)
Het vuur dat nu ontstoken wordt (4-37)
Uit diepten ongemeten (4-39)
Van ver, van oudsher aangereikt (4-46)
Strooi uw brood op het water (4-67)
De vreugde voert ons naar dit huis (5-1)
Laat lichten, Heer, uw aangezicht! (5-2)
Wij komen als geroepen (5-3)
Dat uw ogen nacht en dag (5-4)
Liefde, eenmaal uitgesproken (5-85)
Als een schip op het water (6-38)
In de veelheid van geluiden (6-46)
Wij lezen in het lieve licht (6-47)
Wij zoeken hier uw aangezicht (6-48)

Ongeziene vreemde verten (6-49)
Wie in Gods schaduw wonen wil (6-65)
Die de morgen ontbood (6-83)
Wij die U nooit hebben gezien (6-86)
Onze hulp in de naam van de Heer (6-87)
Hoor mijn stem, Heer (6-88)
Die ons geroepen hebt (6-89)
Wij wachten op de koning (7-3)
Christus, Gij zijt het licht in ons leven (7-17)
Het licht is ons voorgegaan (7-84)
Kom tot ons, God (8-2)
Heilige Geest (8-16)
Licht, voorzichtig morgenrood (8-22)
Geen taal bij machte U te meten (8-52)
Die nooit te ver zijt (8-63)
Vrede voor dit huis (8-64)
Al op de drempel van het licht (8-80)

Litanie, Kyrie

Schuldig staan wij voor U, Heer (3-36)
Gij, eens een bevrijder (3-38)
Laat ons bidden uit gemis (3-40)
Licht in onze ogen (4-1)
Uit diepten ongemeten (4-39)
O God die troont op de gezangen (4-44)
Gij die de wolken scheurt (6-90)
God van ons leven, open ons hart (6-91)
Omwille van de harde verdrukkingen (6-92)
Glorie, glorie aan God (6-94)
Wanneer het water ons te na komt (7-85)
Om de mensen en de dieren (7-86)
Wij aarde onvoltooid (8-51)

Gloria

De Tien Woorden

Tien woorden zijn gegeven (4-54)
De woorden alle tien (7-46)

Acclamatie bij lezingen

Credo

Wat vrolijk over U geschreven staat (3-49)
Geboren in een stal (4-11)
U, God, loven wij (6-82)
Wij geloven in God (6-98)
Wij geloven in God (6-99)
Wij geloven in de schepper van het leven (8-67)

Voorbeden, acclamaties bij voorbeden

Laat ons bidden uit gemis (3-40)
Kom, Geest van God (6-95)
Dat uw woorden in ons branden (6-96)
Levende liefde (6-97)
Koester de namen die wij hier gedenken (6-102)
Die ons gedenkt (8-65)

Doop

Het koninkrijk is voor een kind dat zorg'loos speelt (2-67)
Toen Mozes was geboren (2-68)
De wereld is zo groot (2-69)
God heeft ons gegeven een teken van leven (2-70)
Jouw leven staat aan het begin (2-71)
O God die uit het water (2-72)
Johannes doopte bij de Jordaan (2-73)
Hoog in de hemelen heeft God gesproken (2-74)
Nu wij naad'ren tot het water (2-75)
Water, water van de doop (2-76)
Nog maar nauw'lijks uitgeslapen (2-77)
De dood van één voor allen (2-118)
God, die mij riep (3-42)

Christus ging als eerste (3-43)
In de ongerepte morgen (4-27)
Doop ons, Heer, in levend water (4-28)
Gij ziet ons vechten met de macht (4-75)
Wij komen als geroepen (5-3)
In de schoot van mijn moeder geweven (5-77)
Johannes doopte bij de Jordaan (7-69)
Toen Mozes was geboren (7-79)
Water, water van de doop (7-80)
Ons geluk staat U voor ogen (8-14)
Onze namen staan geschreven (8-19)
Het leven verliest zijn glans (8-31)
Je bent gekomen onder ons (8-68)

Bevestiging ambtsdragers, viering ambtsjubileum

De waarheid is het huis waarin wij wonen (3-72)
Kom uit de hemel tot ons neer (4-35)
Wie ons is voorgegaan (4-36)
Lieve God, kom toch ter sprake (4-40)
Hij die gesproken heeft (5-79)
Ontmoeten wil ik het volmaakte licht (8-61)
Hoe oud, maar ongehoord (8-76)

Maaltijd van de Heer

O Jezus Christus, Zoon van God (1-22)
Gij hebt ons toegesproken (1-34)
Met Hem in ons midden die de Meester is (1-39)
Dit huis dat God gevestigd heeft (1-61)
Het woord tot ons gesproken (2-78)
Eens aten de vaderen in de woestijn (2-79)
Brood om te eten en wijn van de vreugd (2-80)
Het brood, het goede brood (2-81)
Bij God is geen schijn of schaduw (2-82)
O Vader die het daag'lijks brood (2-83)
Als wij weer het brood gaan breken (2-84)
Hij nam de Schrift, Hij las en zei (2-85)
Gedenken wij dankbaar de daden des Heren (2-86)
Wie zijn leven niet wil geven (2-87)
Reizend naar het land van ons verlangen (2-88)
Onuitputtelijke korven (2-89)

O Heer, die onze meester zijt (2-90)
Om het voedsel ons gegeven (2-91)
God, die ons aan elkaar als wijn te drinken geeft (2-110)
Wij delen ons hart met elkaar (3-88)
Christus staat in majesteit (4-14
Op de avond toen de uittocht (4-16)
Wij komen in witte kleren (4-19)
Christus is uit de dood verrezen (4-21)
Verheugt u allen samen (4-29)
Zij is mij lief: de ware kerk (4-47)
De hemel reikt ons leeftocht aan (5-63)
Wij geloven met hart en mond (5-64)
Wij krijgen elkander lief (5-65)
Wat vraagt de Heer nog meer van ons (5-80)
De zee trekt zich terug, het land valt langzaam droog (6-12)

Ongeziene vreemde verten (6-49)
Wij komen zingend in de kring (6-50)
Het brood dat wij hier eten (6-51)
Wij danken U, Vader (6-104)
Op de avond toen de uittocht (7-16)
Wij delen ons hart met elkaar (7-83)
Alleen te leven om te zwoegen (8-54)
Die met ons deelt (8-69)
Wie kent de eenvoud van het breken (8-70)
Wie kent de eenvoud van het breken (8-71)
Sterk, Heer, de handen tot uw dienst (8-72)
Wij komen naar uw tafel, Heer (8-73)
Verzadigd de honger (8-74)
Als ik in deze stille tijd (8-75)

Tafelgebed

Wij danken U, Vader (6-104)

Sanctus en Benedictus

Heilig, heilig (6-100)

Onze Vader

Onze Vader in de hemel (6-101)

Afsluiting, zegen

Geef ons genadig, Here God (1-63)
God, schenk ons de kracht (2-103)
Tot hiertoe heeft de Here ons geholpen (3-41)
Wij reizen rusteloos naar waar de vrede woont (4-58)
Bevelen wij elkaar in de hoede van de Eeuwige (6-105)
Nu wij uiteengaan (7-89)
Dat wij onszelf gewonnen geven (8-43)
Sterk, Heer, de handen tot uw dienst (8-72)
Verzadigd de honger (8-74)

De gemeente en de wereld

Vrede en gerechtigheid

Als wij weer het brood gaan breken (2-84)
God laat ons volop leven (2-92)
Door de wereld gaat een woord (2-93)
Samen op de aarde (2-94)
O Babylon, o Babylon (2-95)
De wortel bloeit, de stam loopt uit (2-96)
Voor hen die ons regeren (2-97)
Ach Heer, geef vrede aan het land (2-98)
Scheur toch de wolken weg en kom (2-99)
Wij die met eigen ogen (2-100)
Hoe zal het hier ooit vrede zijn (2-101)
Een stad van vrede zoeken wij (2-102)
God, schenk ons de kracht (2-103)
Gij die de wereld hebt gemaakt (2-104)
Houden van mensen (2-105)
Wanneer zal uw dag van bevrijding komen? (2-106)
Jeruzalem, zo zegt de Heer (2-107)

Hoger dan men ooit bergen zag (2-108)
Het huis waarin wij wonen (2-112)
De oogst is wel groot (2-150)
Zal er ooit een dag van vrede (3-1)
God, die ons ooit bevrijdde (3-33)
Wij wensen onszelf vele jaren (3-80)
Gods goedheid blijft zijn schepping wel besturen (4-34)
Slechts het water dat wij te drinken geven (4-42)
Dat wij als wachters op de muren zijn (4-50)
Een boog van licht en leven (4-52)
Het jaar neigt zich tot stille groet (5-58)
Wat vraagt de Heer nog meer van ons (5-80)
Te doen gerechtigheid (5-81)
Wij roepen U, God (5-82)
Jij die je boog in wolken spant (5-84)
Op het woeste water zweeft de Geest van God (6-52)
Wie weet van uw geschonken land (6-63)

Kerk en oecumene

Samen op de aarde (2-94)
Wij, varend op de oceaan (2-155)
Een huis moet zijn gebouwd (3-62)
Lieve God, kom toch ter sprake (4-40)
Zij is mij lief: de ware kerk (4-47)
Te doen gerechtigheid (5-81)
Ons heeft de Heer met liefde neergeschreven (6-34)
Als een schip op het water (6-38)
Als golven stormen eeuwen aan (8-58)
Hoe wonderbaar is uw besluit (8-89)

@@ Regel 26: / Regel 26: @@
 * [[Ik breng een rechter aan het licht]] (5-16)
 |
-* [[Zij boog het hoofd en stemde in]] (5-24)
+* [[Zij boog het hoofd]] (5-24)
 * [[Jij, dochter van Jeruzalem]] (5-25)
 * [[Looft God! Mijn ziel en zinnen]] (5-26)
@@ Regel 39: / Regel 39: @@
 * [[Wij zoeken hier uw aangezicht]] (6-48)
 * [[Met hart en ziel maak ik Hem groot]] (6-79)
-* [[Gezegend de Heer]] (6-80)
+* [[Gezegend de Heer, gezegend Isrels God]] (6-80)
 * [[Die ons geroepen hebt]] (6-89)
 |
@@ Regel 82: / Regel 82: @@
 * [[Vier seizoenen heeft het jaar]] (4-48)
 |
-* [[Christus daalt tot ons neer]] (5-42)
+* [[Christus daalt tot ons terneer]] (5-42)
-* [[O mensenzoon]] (5-43)
+* [[O mensenzoon, geboren uit het licht]] (5-43)
 * [[Een ster gaat op te middernacht]] (6-3)
 * [[Werd jij ooit bij ons geboren]] (6-4)
@@ Regel 580: / Regel 580: @@
 ====4e zondag van Pasen (Luthers: 3e zondag van Pasen)====
 * [[Ontferming heeft God toegezegd]] (3-63)
-* [[Voortaan zal Ik zelf omzien naar mijn schapen]] (5-20)
+* [[Voortaan zal ik zelf omzien naar mijn schapen]] (5-20)
 * [[Over de heuvels dwalen de schapen]] (6-69)
@@ Regel 780: / Regel 780: @@
 * [[Zoals de regen]] (6-40)
 * [[Jou heb ik lief]] (6-55)
-* [[Gezegend de Heer]] (6-80)
+* [[Gezegend de Heer, gezegend Isrels God]] (6-80)
 * [[U, God, loven wij]] (6-82)
 * [[Die de morgen ontbood]] (6-83)
@@ Regel 866: / Regel 866: @@
 * [[God, die mij riep]] (3-42)
 * [[Geef, o Heer, dat onze namen]] (3-52)
-* [[Als ik groot ben]] (3-83)
+* [[Als ik groot ben zal ik weten]] (3-83)
 * [[In de ongerepte morgen]] (4-27)
 * [[Zoals Tobias met een engel mee]] (4-30)
@@ Regel 898: / Regel 898: @@
 * [[De mens gemaakt uit aarde]] (2-113)
 * [[Als enkeling noem ik de namen]] (3-45)
-* [[Maak ons Uw liefde, God, tot opmaat van het leven]] (3-76)
+* [[Maak ons uw liefde, God, tot opmaat]] (3-76)
 * [[Zoals Tobias met een engel mee]] (4-30)
 * [[Kom, God, en schrijf uw eigen Naam]] (4-31)
@@ Regel 1.235: / Regel 1.235: @@
 * [[De oogst is wel groot]] (2-150)
 * [[Zal er ooit een dag van vrede]] (3-1)
-* [[God die ons ooit bevrijdde]] (3-33)
+* [[God, die ons ooit bevrijdde]] (3-33)
 * [[Wij wensen onszelf vele jaren]] (3-80)
 * [[Gods goedheid blijft zijn schepping wel besturen]] (4-34)